ECLI:NL:RBDHA:2025:8668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/09/680316 / FA RK 25-1138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ouderschapsbemiddeling en voorlopige zorgregeling in een geschil tussen ouders over de zorg voor hun minderjarige kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van een minderjarige. De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun kind, geboren in 2024. De vader heeft het kind erkend, maar er is een geschil ontstaan over de zorg- en opvoedingstaken. De vader heeft verzocht om een voorlopige zorgregeling, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de ouders doorverwezen naar een traject van ouderschapsbemiddeling om hun communicatie en verstandhouding te verbeteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van het kind is dat het contact met de vader zo snel mogelijk wordt uitgebreid. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind bij de vader zal zijn, en heeft de verdere beslissing over de zorgverdeling aangehouden tot 1 februari 2026, in afwachting van de uitkomst van de bemiddeling. De rechtbank heeft ook een verzoek van de moeder tot vaststelling van kinderalimentatie afgesplitst en zal daar in een aparte procedure over beslissen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 25-1138 (bodemprocedure)
FA RK 25-1139 (voorlopige voorzieningen)
Zaaknummers: C/09/680316 (bodemprocedure)
C/09/680319 (voorlopige voorzieningen)
Datum beschikking: 24 april 2025
Verdeling van zorg- en opvoedingstaken en voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv

Beschikking op het op 14 februari 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F.L.P. Vulto in 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.F.D.P. de Milliano in Katwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 18 maart 2025, met bijlagen;
  • het bericht van 21 maart 2025 van de vader, met bijlage, waarin hij zijn verzoeken aanvult c.q. wijzigt.
Op 27 maart 2025 zijn de zaken
gecombineerdop de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Namens de vader zijn op de zitting nog de originele geboorteakte en de akte van erkenning overgelegd.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind: [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [de minderjarige] erkend.
  • De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] .
  • [de minderjarige] woont bij de moeder.

Verzoek en verweer

Voorlopige voorzieningenprocedure
De vader verzoekt, bij wijze van provisionele voorziening en voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige zorgregeling te treffen tussen de vader en
[de minderjarige] , gedurende het beloop van de hoofdzaak, conform randnummers 34 tot en met 41 van
het verzoekschrift, althans een zodanige voorlopige regeling te treffen als de rechtbank juist
en redelijk acht.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bodemprocedure
De vader verzoekt, zoals dat na wijziging en aanvulling nu luidt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en [de minderjarige] , conform randnummers 42 tot en met 44 van het verzoekschrift;
  • een (voorlopige) zorgregeling te treffen tussen de vader en [de minderjarige] , waarbij de vader wekelijks 8 tot 10 uur contact met [de minderjarige] heeft bij hem thuis en 8 tot 10 uur contact met [de minderjarige] heeft bij de moeder thuis, een en ander zoals uiteengezet in het aanvullend verzoekschrift, dan wel een zodanige verdeling vast te stellen als de rechtbank in het belang van [de minderjarige] juist acht;
  • te bepalen dat de vader recht heeft op inhaaluren ter compensatie van eerder gemiste contactmomenten met [de minderjarige] , in die zin dat voor elk contactmoment dat is vervallen of niet heeft plaatsgevonden, een vervangend contactmoment van gelijke duur wordt toegekend en ingehaald;
  • te bepalen dat de vader tijdens zijn contactmomenten [de minderjarige] mag vasthouden, liefdevol mag opvoeden en normaal fysiek contact met [de minderjarige] mag hebben zonder dat de moeder dit belemmert;
  • ten aanzien van al het vorenstaande een zodanige beslissing te nemen als uw rechtbank juist en redelijk acht.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig, uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen, dat er een regeling wordt vastgesteld waarbij [de minderjarige] bij de vader is:
  • maand 1: 2 uur per week, op woensdag van 14.00 tot 16.00 uur;
  • maand 2: 2 keer 2 uur per week, op dinsdag van 15.00 tot 17.00 uur en op zaterdag van 11.00 tot 13.00 uur;
  • maand 4: 3 keer 2 uur per week, op maandag van 15.00 uur tot 17.00 uur en op woensdag en vrijdag van 17.00 uur tot 19.00 uur;
  • maand 5: 1 keer per maand, op zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur, waarbij
de vader [de minderjarige] meeneemt en terugbrengt; en op maandag van 15.00 uur tot
17
uur en op woensdag en vrijdag van 17.00 uur tot 19.00 uur;
- maand 6: 2 keer per maand, op zaterdag in de even weken van 10.00 uur tot
14
uur, waarbij de vader [de minderjarige] meeneemt en terugbrengt; en op maandag van 15.00 uur tot 17.00 uur en op woensdag en vrijdag van 17.00 uur tot 19.00 uur;
- te bepalen, dat de vader een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding dient te voldoen, voor het eerste van de volgende maand, van € 183,- per maand, dan wel een bijdrage in goede justitie te bepalen, per 16 januari 2025.
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Voorlopige voorzieningenprocedure
Op grond van artikel 223 eerste lid Rv kan iedere partij tijdens een aanhangige procedure vorderen dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Zoals hierna wordt overwogen, zal de rechtbank in de bodemprocedure al een (voorlopige) beslissing nemen over de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] . Gelet daarop zal de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv afwijzen bij gebrek aan belang.
Bodemprocedure
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken, is de rechtbank gebleken dat beide ouders relatief jong zijn, een studie volgen en dat beiden nog bij hun ouder(s) wonen. De ouders hebben nooit samengewoond en de relatie van de ouders is kort na de geboorte van [de minderjarige] definitief verbroken. Na het verbreken van de relatie zag de vader [de minderjarige] onder begeleiding van de moeder bij de moeder thuis en sinds die tijd is er een geschil tussen de ouders over het contact tussen de vader en [de minderjarige] .
De rechtbank heeft op de zitting langere tijd met de ouders hierover gesproken en getracht om in onderling overleg tot een regeling te komen. Dit is niet gelukt. De rechtbank heeft op de zitting in het gesprek met de ouders besproken dat zij ziet dat de door de vader verzochte regeling voor de moeder te snel gaat en voor de vader niet snel genoeg. Dit lijkt de kern van het conflict, waarbij de moeder moeite lijkt te hebben om [de minderjarige] versneld los te laten en de vader zich onzeker voelt, omdat hij het gevoel heeft dat de moeder al een voorsprong heeft en hij tijd met [de minderjarige] heeft gemist. De moeder heeft op de zitting ook aangegeven dat haar vertrouwen moet groeien dat [de minderjarige] het aankan en dat de vader de signalen van [de minderjarige] begrijpt en daar adequaat op reageert, dus dat hij zijn rol als verzorger goed kan vervullen. Dit is een begrijpelijke wens van de moeder, maar de vader moet hier wel de ruimte voor krijgen. Beide ouders vinden de ontstane situatie niet in het belang van [de minderjarige] en zij erkennen dat het noodzakelijk is dat de verstandhouding, de communicatie en het vertrouwen in elkaar moet worden verbeterd. De rechtbank heeft daarom op de zitting met de ouders besproken dat zij het van belang acht dat zij gaan deelnemen aan een bemiddelingstraject om hun verstandhouding en communicatie te verbeteren en het onderlinge vertrouwen te herstellen.
Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject Ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is op 28 maart 2025 al per email verzonden naar Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal deze beschikking per post zenden aan Jeugdteams Leidse Regio.
De rechtbank verzoekt de ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van voornoemd traject. Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie verwacht de rechtbank dat – zoals op de zitting met de ouders is besproken – zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze. De hulpverleningsinstantie kan de rechtbank tussentijds informeren als daartoe aanleiding is. Als het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dient de instantie de eindrapportage ook tegelijkertijd te zenden aan de Raad. Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan bij de rechtbank een rapport in te dienen, met in ieder geval een concreet advies over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Deze beschikking geldt als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten voor het geval dat het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
In afwachting van het traject Ouderschapsbemiddeling zal de rechtbank een
voorlopigezorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] vaststellen. De rechtbank acht het, net als de Raad, in het belang van [de minderjarige] dat het contact tussen hem en de vader zo snel mogelijk wordt uitgebreid. Op de zitting hebben de ouders afspraken gemaakt voor de korte termijn, waarbij is afgesproken dat de vader op zaterdag 29 maart 2025 twee uur lang bij de moeder een instructiemoment heeft en [de minderjarige] vervolgens vier uur lang bij de vader zal zijn op 5, 9, 12, 16, 19 en 23 april 2025. Het is de ouders niet gelukt om afspraken te maken voor de periode daarna. Voor [de minderjarige] is het van belang dat hij met beide ouders een hoogwaardige hechtingsband kan opbouwen. De rechtbank is van oordeel dat een overnachting bij vader hieraan zal bijdragen. Op de zitting is gebleken dat [de minderjarige] op vrijdag naar de opvang gaat. De vader was hier niet mee bekend. Nu de vader [de minderjarige] op de vrijdag kan opvangen, heeft dit naar het oordeel van de rechtbank de voorkeur boven de opvang. De rechtbank heeft er wel bij de vader op aangedrongen er voor te zorgen dat hij dan ook op de vrijdagen beschikbaar is en blijft voor [de minderjarige] . Daarnaast zijn de mogelijkheden voor contact beperkt, omdat de vader van maandag tot donderdag een opleiding volgt. Ook de moeder volgt een opleiding doordeweeks.
Met inachtneming van het voorgaande en alles afwegende zal de rechtbank de volgende
voorlopigezorgregeling vaststellen, waarbij [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
- vanaf 25 april en mei en juni:
  • iedere vrijdag van 7.30 uur tot 16.30 uur;
  • gedurende 2 uur op zaterdag of zondag, in onderling overleg tussen de ouders te bepalen;
- vanaf de maand juli:
- iedere vrijdag van 7.30 uur tot zaterdag 12.00 uur.
De ouders kunnen deze voorlopige regeling bij de ouderschapsbemiddeling evalueren en desgewenst, met de hulp van de hulpverlening, in onderling overleg aanpassen.
Het verzoek van de vader om te bepalen dat de vader tijdens contactmomenten [de minderjarige] mag vasthouden, liefdevol mag opvoeden en normaal fysiek contact met [de minderjarige] mag hebben zonder dat de moeder dit belemmert, wijst de rechtbank af bij gebrek aan belang. Het is niet alleen een recht, maar ook de verplichting van de ouder om zijn kind te mogen vasthouden, liefdevol op te voeden en normaal fysiek contact te hebben. Dit recht kan alleen beperkt worden op grond van een wettelijke grondslag. Daarvan is hier geen sprake.
Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om de eerder gemiste contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] te compenseren, zodat dit verzoek van de vader wordt afgewezen. Het is niet in het belang van [de minderjarige] om nu extra uren in dat kader te bepalen, nu er voor de komende tijd een voorlopige regeling zal gelden zoals hiervoor bepaald.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aanhouden tot 1 februari 2026 in afwachting van de uitkomst van het traject Ouderschapsbemiddeling.
De rechtbank verwacht van de advocaten van de ouders dat zij zich uiterlijk twee weken voor de pro forma datum schriftelijk uitlaten over het verloop van het traject en over de gewenste voortgang van de procedure. De rechtbank zal daarna beslissen over de voortgang, waarbij de rechtbank zal bezien of de zaak op de stukken en dus zonder nadere mondelinge behandeling kan worden afgedaan.
Kinderalimentatie
Door de moeder is op 18 maart 2025 een zelfstandig verzoek tot vaststelling van een door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] ingediend.
De rechtbank heeft het verzoek ten aanzien van de kinderalimentatie afgesplitst, onder zaak- en rekestnummer C/09/682071 en FA RK 25-2037. Aan de vader is een schriftelijke verweertermijn gegeven tot 17 april 2025. Na ontvangst van het verweerschrift van de vader zal in die procedure worden beslist over het verdere verloop.

Beslissing

De rechtbank:
inzake C/09/680319 en FA RK 25-1139 (voorlopige voorzieningenprocedure)
*
wijst af het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
inzake C/09/680316 en FA RK 25-1138 (bodemprocedure)
*
bepaalt in het kader van de vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
dat de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats]
voorlopigbij de vader zal zijn
:
- vanaf 25 april en mei en juni:
  • iedere vrijdag van 7.30 uur tot 16.30 uur;
  • gedurende 2 uur op zaterdag of zondag, in onderling overleg tussen de ouders te bepalen;
- vanaf de maand juli:
- iedere vrijdag van 7.30 uur tot zaterdag 12.00 uur;
*
stelt vast dat de ouders, te weten:
[de vader] (de vader),
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats 1] ,
en
[de moeder] (de moeder),
wonende aan de [adres 2] , [postcode 2] in [woonplaats 2] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
  • Jeugdteams Leidse Regio, Haarlemmerstraatweg 31 – 8519 –, 2343 LA Oegstgeest;
  • de Raad;
bepaalt dat de ouders de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad stuurt;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de rapportage van een niet positief afgerond traject een afschrift van de processtukken aan de Raad toestuurt;
verzoekt de Raad bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen, de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
1 februari 2026 pro forma;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Wien als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 24 april 2025.