In deze zaak heeft verzoekster op 18 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag van 21 januari 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij haar referent. De rechtbank in 's-Hertogenbosch heeft op 23 januari 2024 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500. Verweerder heeft op 26 februari 2025 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist en heeft verzoekster in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 453,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 16 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.