ECLI:NL:RBDHA:2025:8679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
NL24.30789 en NL25.13994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag en niet tijdig nemen van besluit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en het beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, een Egyptische nationaliteit, heeft op 20 april 2023 een aanvraag ingediend. Op 6 augustus 2024 heeft hij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Verweerder heeft op 14 maart 2025 alsnog een besluit genomen, waarbij de asielaanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft in zijn aanvullende gronden aangegeven het niet eens te zijn met dit besluit.

De rechtbank heeft de zaak op 29 april 2025 behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en dat verweerder ten onrechte tegenstrijdige verklaringen uit de aanmeldfase heeft betrokken bij de beoordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder de verklaringen van eiser ten onrechte heeft betrokken en dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder moet een nieuw besluit nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist.

Uitspraak

hersteluitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.30789 (beroep) en NL25.13994 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker), en
de minister van Asiel en Migratie1, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 20 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
Eiser heeft op 6 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 maart 2025 alsnog een besluit genomen en de asielaanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft in de aanvullende gronden van 1 april 2025 aangegeven dat hij het niet eens is met het bestreden besluit en dat hij het beroep handhaaft.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 29 april 2025 op zitting behandeld. Mr. M.S. Nizamoeddin heeft als waarneemster van gemachtigde deelgenomen aan de zitting. De gemachtigde van verweerder is met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Egyptische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998. Eiser heeft – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij, op aanraden van zijn ouders, uit Egypte is gevlucht vanwege familieproblemen die al meer dan 20 jaar spelen. Sinds 2003/2004 zijn deze problemen verergerd. De vader van eiser heeft zijn oog verloren als gevolg van een vechtpartij en een neef van eisers vaderszijde heeft vier vingers verloren. Van 2018 tot en met 2022 is eiser naar Libanon vertrokken om de
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
familieproblemen te ontlopen. In 2022 is eiser teruggekeerd naar Egypte en werd eiser door een van zijn neven bewusteloos geslagen. Hij heeft toen zes uur in coma gelegen. Daarna heeft eiser Egypte verlaten en is hij naar Nederland vertrokken.
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen door familie ruzie.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Dat eiser problemen heeft door familie ruzie vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende objectieve documenten overgelegd die dit asielmotief volledig onderbouwen. Verweerder geeft eiser op dit punt ook niet het voordeel van de twijfel. Eiser heeft onvoldoende documenten overgelegd en daarvoor geen goede verklaring gegeven.2 Daarnaast vormen de verklaringen van eiser volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel.3 Eiser heeft op meerdere punten tegenstrijdig en wisselend verklaard.
Tevens werpt verweerder aan eiser tegen dat hij de asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend, en hij hiervoor geen goede reden heeft.4 Verweerder vindt dat eiser mede op basis van bovenstaande niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.5 Gelet op het voorgaande heeft eiser geen vrees voor vluchtelingrechtelijke vervolging6 en loopt hij geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.7 Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was.8
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Allereerst heeft verweerder ten onrechte de verwondingen van eiser niet gezien als onderdeel van het asielrelaas. Daarnaast heeft verweerder onterecht tegengeworpen dat het aanleveren van originele documenten het oordeel niet zou veranderen. Het standpunt van verweerder dat aan de originele documenten geen waarde wordt gehecht strookt niet met het eerdere standpunt dat er geen waarde wordt gehecht aan kopieën. Verweerder verlangt ook ten onrechte van eiser dat hij een document overlegt waaruit de oorzaak van zijn verwondingen blijkt. Daarnaast heeft verweerder de verklaring met betrekking tot de reden van vertrek niet als tegenstrijdig mogen aanmerken. Eiser heeft namelijk een duidelijk voorbehoud gemaakt, hij heeft verklaard niet precies te weten wat de oorsprong van het conflict was. Verder heeft verweerder ten onrechte de verklaringen met betrekking tot de aangifte en reden van vertrek uit de aanmeldfase betrokken bij de beoordeling. Dit is in strijd met artikel 3.108d, vijfde lid van het Vb.9 Tot slot heeft verweerder niet mogen tegenwerpen dat enkel het te laat indienen van de aanvraag maakt dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
2 Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3 Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
4 Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw 2000.
5 Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e van de Vw 2000.
6 Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
7 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8 Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vw 2000.
9 Vreemdelingenbesluit 2000.
Wat is het oordeel van de rechtbank?

Beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen

6. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
7. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
8. In beginsel beslist verweerder binnen 6 maanden op de aanvraag voor een asielvergunning. Met de publicatie van WBV 2023/3 heeft verweerder de beslistermijn voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 echter verlengd met 9 maanden.10 De rechtbank heeft deze verlenging rechtsgeldig geacht.11
9. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken op 20 juli 2024 en dat eiser verweerder bij brief van 22 juli 2024 in gebreke heeft gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiser op 6 augustus 2024 beroep heeft ingesteld. De rechtbank stelt ook vast dat verweerder bij besluit van 14 maart 2025 alsnog op eisers aanvraag heeft beslist.
10. Nu verweerder op eisers aanvraag heeft beslist, is het belang van eiser bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissing op zijn aanvraag komen te vervallen. Het beroep voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet- ontvankelijk.

Beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit

11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de tegenstrijdige verklaringen van eiser omtrent de reden van vertrek en het doen van de aangifte niet had mogen tegenwerpen.
11.1.
Bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag, mag verweerder de door de vreemdeling tijdens de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent zijn asielmotieven niet betrekken, uitzonderingen daargelaten voor daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag of andere zware strafbare feiten.12 In deze zaak heeft verweerder de verklaringen van eiser omtrent zijn reden van vertrek en het doen van aangifte van de mishandeling als tegenstrijdig beschouwd. Verweerder heeft bij deze beoordeling de verklaringen van eiser uit het proces-verbaal13 betrokken die zien op zijn
10 Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
11 Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:336.
12 Artikel 3.108d, vijfde lid van het Vb.
13 Proces-verbaal van verhoor van de politie van 20 april 2023, p. 4.
asielmotief alsook de verklaringen van eiser naar aanleiding van de korte uitvraag naar de asielmotieven in het aanmeldgehoor.14 De rechtbank overweegt dat de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens het aanmeldgehoor ten aanzien van zijn asielmotieven onderdeel uitmaken van de aanmeldfase. Dit volgt ook uit Werkinstructie (WI) 2021/8.15 De rechtbank begrijpt dat het proces-verbaal het verslag is van een gehoor wat heeft plaatsgevonden in het kader van de aanmeldfase nu het, conform artikel 3.108d, zesde lid, van het Vb, een onderzoek betreft naar de identiteit, vingerafdrukken, nationaliteit en reisroute van de vreemdeling en naar de bij de vreemdeling aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden. Verweerder heeft deze door eiser afgelegde verklaringen tijdens de aanmeldfase ten aanzien van zijn asielmotieven ten onrechte betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is van een motiveringsgebrek. In zoverre is het beroep gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek te passeren16 of de rechtsgevolgen in stand te laten.17 Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder de zienswijze van eiser op meerdere punten volgt en die punten niet langer tegenwerpt. Uit voorgaande volgt dat verweerder ook de tegenstrijdige verklaringen van eiser omtrent de reden van vertrek en het doen van de aangifte niet had mogen tegenwerpen. Verweerder heeft, mede door niet ter zitting te verschijnen, onvoldoende gemotiveerd waarom de overige relevante elementen, in samenhang bezien, voldoende zijn om de gestelde problemen ongeloofwaardig te vinden.
11.2.
Gelet op het bovenstaande zal het bestreden besluit worden vernietigd. Nu het beroep gegrond is, behoeven de overige gronden geen verdere bespreking. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep, voor zover dit gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, is niet-ontvankelijk.
13. Nu de wettelijke beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na overschrijding van deze termijn een besluit op de aanvraag van eiser is genomen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen op eisers aanvraag vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
13. Het beroep, voor zover dit gericht is tegen het alsnog genomen besluit, is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt
14 Verslag van het aanmeldgehoor, p. 10.
15 WI 2021/8 Aanmeldgehoren, p. 2.
16 Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
17 Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb.
daarom het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op de aanvraag en daarbij rekening houden met deze uitspraak.18
15. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
16. Gelet op het in rechtsoverweging 11.1 geconstateerde gebrek zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €
1.814,-2.721,-(1 punt voor het indienen van het beroepschrift
, 1 punt voor het indienen van het verzoekschriften 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 14 maart 2025 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een totaalbedrag van

2.267,503.174,50.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
18 De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.
Deze hersteluitspraak vervangt de inhoud van de uitspraak van 9 mei 2025. De uitspraakdatum blijft ongewijzigd. De hersteluitspraak is in het openbaar gedaan, ondertekend en bekend gemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.