ECLI:NL:RBDHA:2025:8687
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot reguliere verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, het verzoek moet worden opgevat als een verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat inhoudt dat verzoeker moet terugkeren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan de indieningsvereisten en dat er geen sprake is van onverwijlde spoed. Bovendien is er sprake van uitzonderlijke omstandigheden, aangezien het verzoek deel uitmaakt van een cluster van vele tientallen zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is.
De voorzieningenrechter heeft verder geconcludeerd dat verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht tussen de Europese Unie en Turkije. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.