Op 29 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2022. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Dit volgde op een eerdere beschikking van 23 april 2025, waarbij de minderjarige ook al onder toezicht was gesteld na een crisis met de moeder, die in een psychose verkeerde. De moeder is belast met het ouderlijk gezag, maar door haar instabiele situatie was het noodzakelijk om de minderjarige uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat het in haar belang is om uit huis geplaatst te worden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld tot 23 juli 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor dezelfde periode.