ECLI:NL:RBDHA:2025:8691
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Syrische nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 6 maart 2025 de aanvraag van de eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank beoordeelt het beroep van de eiser tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld in het beroepschrift en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft de eiser op 10 maart 2025 verzocht om binnen een week de gronden van het beroep in te dienen, maar de eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft de rechtbank geen andere keuze dan het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de rechtbank het bestreden besluit van de minister in stand laat.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier mr. H.A. van der Wal. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.