ECLI:NL:RBDHA:2025:8750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
NL25.15377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en beoordeling van biseksualiteit als asielmotief

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Dominicaanse man, een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet geloofwaardig kon maken dat hij biseksueel is en dat hij bedreigd wordt door zijn broer vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 mei 2025, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het verleden mishandeld is door zijn vader en seksueel misbruikt door zijn oom, en dat hij uit de Dominicaanse Republiek is vertrokken vanwege bedreigingen van zijn broer na een incident met een andere man.

De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser over zijn biseksualiteit en de bedreigingen door zijn broer als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de eiser inconsistent heeft verklaard over zijn gevoelens en de omstandigheden rondom de bedreigingen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de eiser met het overleggen van een vals Argentijns paspoort heeft geprobeerd om te misleiden. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen connexiteit was met de asielaanvraag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15377 (beroep) en NL25.15378 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker: (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

1. Eiser heeft op 2 april 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en D.P. Navarrente als tolk. Verweerder was met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij stelt de Dominicaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Hij is getrouwd met [naam] . Eiser is in het verleden mishandeld door zijn vader en seksueel misbruikt door zijn oom. Eiser stelt biseksueel te zijn. Op een dag werd eiser door zijn inmiddels ex-partner [naam] betrapt terwijl hij zoende met een andere man. Zij heeft dit verteld aan de familie van eiser. Sindsdien wordt eiser door zijn broer bedreigd. Eiser is daarom uit de Dominicaanse Republiek vertrokken.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) problemen met eisers broer vanwege eisers gestelde seksuele geaardheid. Verweerder heeft het eerste asielmotief geloofwaardig geacht en het tweede asielmotief niet. Kort samengevat gelooft verweerder niet dat eiser biseksueel is. Daarnaast komen eisers verklaringen over de betrapping en de bedreigingen door zijn broer niet overeen met de aangifte. Verder heeft hij ongerijmd verklaard over de dreiging die uitgaat van zijn vader en beroer. Verweerder heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat eiser op Schiphol een vals Argentijns paspoort heeft overgelegd en dit pas heeft toegegeven na onderzoek door de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar).
Wat vindt eiser?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. Eiser voert aan dat hij nooit de intentie heeft gehad om verweerder te misleiden. Hij moest met spoed een reisdocument hebben en moest daarom een vals Argentijns paspoort gebruiken. Verder heeft verweerder geen invulling gegeven aan zijn samenwerkingsplicht om documenten boven tafel te krijgen. Ten aanzien van de asielmotieven heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen kennis heeft van LHBTI-organisaties. Verder voert eiser aan dat hij consistent en niet tegenstrijdig heeft verklaard. Daarnaast is het lastig voor eiser om open en vrij te spreken over zijn geaardheid. Hij heeft nooit eerder deze gevoelens voor mannen ervaren. Verweerder heeft ook een verkeerd beoordelingskader gehanteerd. Verder is het besluit niet zorgvuldig genomen, niet deugdelijk gemotiveerd en onevenredig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Biseksualiteit als asielmotief
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde biseksuele oriëntatie van eiser ongeloofwaardig heeft kunnen achten, gelet op de vage en tegenstrijdige manier waarop eiser heeft verklaard over zijn gevoelsleven zodra hij zich bewust werd van zijn biseksualiteit. Zo heeft eiser over de ontdekking van zijn gevoelens voor mannen hooguit weten te vertellen dat de man op wie hij verliefd werd een mooie vorm en mooie kleren had. [2] Verder heeft verweerder, anders dan eiser stelt, terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn omgang met zijn gevoelens voor mannen. Enerzijds heeft eiser aangegeven dat het hem niet boeide dat hij niet kon handelen naar zijn gevoelens voor mannen, omdat hij voor [naam] had gekozen. [3] Anderzijds heeft eiser ook verklaard dat hij rooms-katholiek is en gelooft in een God die biseksualiteit slecht vindt. Eiser voelt zich daar slecht bij en bidt voor vergiffenis. [4] De stelling van eiser dat het voor hem lastig is om open en vrij te spreken over zijn geaardheid kan niet slagen. Weliswaar heeft eiser verklaard dat het voor hem ongemakkelijk is om over zijn geaardheid te praten, [5] maar niet is gebleken dat eiser niet uit zijn woorden kon komen of anderszins niet de ruimte of vrijheid voelde om te verklaren.
5.1.
Wel heeft verweerder ten onrechte ongerijmd geacht dat eiser geen kennis heeft over de LHBTI-organisaties. Daarbij is van belang dat volgens verweerders eigen werkinstructie 2019/17 niet van asielzoekers verwacht kan worden dat ze veel van LHBTI-organisaties in Nederland weten als ze hier net zijn. Dit klemt in deze zaak te meer nu eiser meteen bij aankomst op de luchthaven Schiphol in grensdetentie is geplaatst en eiser heeft aangegeven aanvankelijk geen asiel te willen aanvragen in Nederland, maar door wilde reizen naar Frankrijk. Eiser had dus ook geen reden om onderzoek te doen naar LHBTI-organisaties in Nederland. Echter, gelet op hetgeen hiervoor eerder is overwogen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank al voldoende deugdelijk gemotiveerd op de gestelde geaardheid van eiser ongeloofwaardig geacht.
Problemen met broer en vader naar aanleiding van betrapping
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook de gestelde vrees van eiser bij terugkeer gedood te worden door zijn broer vanwege zijn gestelde biseksualiteit ongeloofwaardig kunnen vinden. Zo is de gestelde aangifte innerlijk tegenstrijdig over het tijdstip waarop eiser werd betrapt. Er staat dat het incident heeft plaatsgevonden om 2 uur ’s nachts, terwijl eiser tijdens het gehoor heeft verklaard dat het incident om 11 uur ’s ochtends heeft plaatsgevonden. Ten tweede heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de dag waarop hij aangifte deed. Eiser heeft verklaard dat hij een paar dagen na het incident aangifte deed. [6] Volgens de aangifte heeft eiser echter op dezelfde dag dat het incident heeft plaatsgevonden nog aangifte gedaan. Tijdens het nader gehoor is eiser met deze tegenstrijdigheden geconfronteerd en hij heeft daar geen afdoende verklaring voor kunnen geven. Verweerder heeft dit aan eiser mogen tegenwerpen. Verder heeft eiser wisselend verklaard over de dreiging die uitgaat van zijn broer en vader, en van de bescherming die politie al dan niet kan bieden. Zo zegt eiser enerzijds dat de politie hem niet zal beschermen [7] , maar anderzijds dat de politie zijn broer zal opsluiten waardoor hij te maken krijgt met de wraak van zijn vader. [8] Gelet hierop heeft verweerder dit asielmotief ongeloofwaardig mogen achten.
Kennelijk ongegrond
7. Ten aanzien van het misleiden van verweerder overweegt de rechtbank als volgt. Daargelaten wat de intentie was, heeft eiser met het overleggen van een vals Argentijns paspoort geprobeerd om verweerder te misleiden. Daarbij is ook van belang dat eiser aanvankelijk van plan was om met het valse paspoort door te reizen naar Frankrijk en pas asiel aanvroeg toen hij werd betrapt met het valse paspoort. Reeds hierom wordt voldaan aan artikel 30b, lid 1, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
7.1.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel of het motiveringsbeginsel. Bij de vraag of iemand in aanmerking komt voor een asielvergunning op grond van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden speelt het evenredigheidsbeginsel verder geen rol. Het beroep op het evenredigheidbeginsel treft dan ook geen doel.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om de voorlopige voorziening worden afgewezen vanwege een gebrek aan connexiteit.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om de voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Nader gehoor, bladzijde 20.
3.Nader gehoor, bladzijde 26.
4.Nader gehoor, bladzijde 14.
5.Nader gehoor, bladzijde 8.
6.Nader gehoor, bladzijde 36.
7.Nader gehoor, bladzijde 39.
8.Nader gehoor, bladzijde 39.