ECLI:NL:RBDHA:2025:8781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
NL25.10762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser is ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser, afkomstig uit Syrië, had op 8 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister had echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat eiser ertoe bracht om op 17 februari 2025 een ingebrekestelling in te dienen. Eiser stelde dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn had beslist, en heeft op 6 maart 2025 beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, omdat er op dat moment een besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië van kracht was. Dit moratorium verlengde de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen met een jaar, waardoor de minister niet verplicht was om binnen de gebruikelijke termijn te beslissen. De rechtbank concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister, en verklaarde het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10762
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. G. Ocak),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Eiser komt uit Syrië. Eiser heeft op 8 november 2023 zijn aanvraag ingediend. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/34 met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 17 februari 2025, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. Door het uitblijven van een beslissing heeft eiser op 6 maart 2025 beroep ingesteld.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
4. Met ingang van 14 december 2024 geldt voor Syrië een besluit- en vertrekmoratorium voor de duur van zes maanden.5 Gedurende de tijd dat dit moratorium van kracht is, beslist de minister niet op de asielaanvraag. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd met een jaar tot ten hoogste 21 maanden.6
5. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium van kracht was ten tijde van de door eiser ingediende ingebrekestelling. De ingebrekestelling is aldus te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom kennelijk niet ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van S.J. Simorangkir, griffier.
5 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
6 Artikel 43, eerste lid, van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.