ECLI:NL:RBDHA:2025:8795
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot reguliere verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, het verzoek moet worden opgevat als een verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat verzoeker verplicht terug te keren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan de indieningsvereisten en dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die het rechtvaardigen om hieraan voorbij te gaan. Dit betreft een cluster van zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is en waar verzuimen niet worden hersteld.
De voorzieningenrechter heeft verder geconcludeerd dat verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht tussen de EU en Turkije en dat zijn verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.