ECLI:NL:RBDHA:2025:8796
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar dit verzoek is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die het mogelijk maken om voorbij te gaan aan de indieningsvereisten. Dit betreft een cluster van zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is en er aanwijzingen zijn voor misbruik van recht. Verzoeker heeft niet duidelijk gemaakt welke voorlopige voorziening hij vraagt, maar het verzoek is opgevat als een verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat inhoudt dat hij moet terugkeren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht en dat zijn verzoek kennelijk ongegrond is. Het bezwaar tegen het primaire besluit is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.