ECLI:NL:RBDHA:2025:8806

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/09/684981/KG RK 25-646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening

Op 20 mei 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. C.W.D. Bom, rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 24 april 2025, terwijl de verzoeker de omstandigheden die tot het verzoek leidden al op 18 maart 2025 kende. De verzoeker gaf geen redelijke verklaring voor het tijdsverloop van meer dan een maand tussen het bekend worden van de omstandigheden en de indiening van het verzoek. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/26
zaak- /rekestnummer: C/09/684981 / KG RK 25-646
Beslissing van 20 mei 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.W.D. Bom,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen op de griffie van Team Kanton op 24 april 2025 (en afgegeven bij de griffie van de wrakingskamer op 12 mei 2025). De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op een zitting van de rechter op 18 maart 2025. Na de behandeling van de zaak heeft de rechter direct een mondelinge tussenuitspraak gedaan.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10697420 RL EXPL 23-14976 tussen verzoeker als gedaagde partij en Stichting Hof Wonen als eisende partij.
2.2.
Het wrakingsverzoek luidt als volgt:
“Hierbij dien ik een verzoek tot wraking in tegen de edelachtbare mr. C.W.D. Bom.
Reden hiervoor is dat ik van mening ben dat mr. C.D.W. Bom mij niet eerlijk behandeld , heeft mij op de laatste rechtszitting d.d. 18 Maart 2025 niet meer aan het woord gelaten en zei hier laten we het bij . Stelt daarbij de eis dat ik voor aanvang van de nieuwe rechtszitting d.d. 29 april 2025 een onafhankelijke deskundige in handen neem voor een onderzoek naar iets wat in deze zaak niet relevant meer is, dat is namelijk in 2022 al gebeurd .”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op 18 maart 2025 en het verzoek is pas gedaan op 24 april 2025. Voor het tijdsverloop van ruim een maand is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Het wrakingsverzoek is daarom te laat ingediend en kan daarom niet worden behandeld.
3.3.
Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van de wrakingskamer bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek. Daar wordt echter niet meer aan toegekomen, omdat het wrakingsverzoek te laat is ingediend.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.