ECLI:NL:RBDHA:2025:8852
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, aangenomen moet worden dat het verzoek betrekking heeft op het opschorten van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat verzoeker verplicht om terug te keren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan de indieningsvereisten en dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die het noodzakelijk maken om van deze vereisten af te wijken. Dit betreft een cluster van zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is en waar verzuimen niet worden hersteld.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen en het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.