ECLI:NL:RBDHA:2025:8874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683797 / JE RK 25-702
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met agressief gedrag en zorgelijke uitspraken

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 mei 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017, die zich agressief gedraagt en zorgelijke uitspraken doet. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen, omdat er ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De ouders hebben zich in het vrijwillig kader ingezet om hulpverlening voor hun kind te starten, maar dit is niet gelukt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat het van groot belang is dat de minderjarige spoedig met hulpverlening kan beginnen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar uitgesproken en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de Raad, maar betreuren dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer essentieel is voor de ontwikkeling van de minderjarige en dat de hulpverlening zo snel mogelijk moet worden opgestart.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/683797 / JE RK 25-702
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad;
  • [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder;
  • de vader.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij zijn ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad maakt zich ernstig zorgen om de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft in het verleden op school, bij de GGZ en bij de taxichauffeur van het leerlingenvervoer zorgelijke uitspraken gedaan, onder meer dat hij thuis wordt geslagen en sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het is onduidelijk waar deze verhalen vandaan komen. [de minderjarige] is zich onvoldoende bewust van de consequenties die zijn uitspraken kunnen hebben. Ook maakt de Raad zich zorgen over het gedrag van [de minderjarige] . Hij heeft last van boze buien en kan agressief gedrag laten zien. Op dit moment is er een preventief jeugdbeschermer betrokken bij het gezin en krijgt [de minderjarige] hulpverlening vanuit [jeugdinstelling] . De hulpverlener van [jeugdinstelling] werkt aan het opbouwen van een vertrouwensband met [de minderjarige] en onderzoekt welke hulpverlening hij nodig heeft. Daarvoor zijn [instelling 1] en [instelling 2] in het vrijwillig kader betrokken geweest. De moeder heeft chronische ziekten waardoor haar gezondheid veel van het gezinssysteem vraagt. De vader is de mantelzorger van de moeder en wordt ondersteund door het netwerk. De ouders stellen zich meewerkend op en accepteren hulpverlening, maar door het verschil in visie met [instelling 1] en [instelling 2] is de hulpverlening nog niet van de grond gekomen. De Raad vindt het zeer zorgelijk dat dit nog niet is gelukt en vindt het dan ook noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken wordt om de regie te voeren zodat de benodigde hulpverlening voor het gezin wordt ingezet.

4.De standpunten

4.1.
De ouders stemmen in met het verzochte. De ouders betreuren dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om te bewerkstelligen dat de hulpverlening voor [de minderjarige] van de grond komt. Zij hebben zich in het vrijwillig kader ingezet om de hulpverlening voor [de minderjarige] op te starten en hadden graag gezien dat dit was gelukt, nu de thuissituatie hieraan niet in weg zou mogen staan. Door de ouders is ter zitting naar voren gebracht dat het inmiddels beter gaat met [de minderjarige] op school. Doordat hij individueel leerlingenvervoer heeft, mist [de minderjarige] dagelijks anderhalf uur van de lessen. Ondanks dat hij kortere schooldagen heeft komt hij goed mee en heeft hij geen leerachterstand. De vader benoemt dat [de minderjarige] graag voltijd naar school wil zodat hij minder lessen mist. [de minderjarige] is daarnaast rustiger en heeft minder boze buien. Sinds [de minderjarige] begeleiding krijgt vanuit [jeugdinstelling] merken de ouders ook dat de communicatie met [de minderjarige] beter verloopt. De ouders geven aan dat zij de ondersteuning door de preventief jeugdbeschermer als zeer prettig ervaren en het fijn vinden als zij de komende periode betrokken blijft om de hulpverlening op te starten.
4.2.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling is vanuit het preventief kader reeds betrokken bij het gezin. De ouders zijn zeer open en transparant in de communicatie en werken goed mee met de preventief jeugdbeschermer en de hulpverlener vanuit [jeugdinstelling] . De ouders staan open voor hulpverlening en laten hun bereidheid voor het accepteren van hulp zien. Zo hebben de ouders besloten om de jongere zus van [de minderjarige] een aantal dagen per week naar een kinderdagverblijf te laten gaan zodat er meer aandacht is voor [de minderjarige] en hebben zij een rolverdeling gemaakt in de zorg van de kinderen waarbij rekening is gehouden met de gezondheid van de moeder. De gecertificeerde instelling benadrukt dat het belangrijk is dat er iemand betrokken blijft om het gezin te ondersteunen zodat de hulpverlening voor [de minderjarige] opgestart kan worden en de oorzaak van zijn problematiek kan worden onderzocht. De gecertificeerde instelling benoemt daarnaast dat [de minderjarige] sinds begin van het schooljaar weer onderwijs volgt. [de minderjarige] komt goed mee op school, heeft geen leerachterstand en laat een verbetering in zijn gedrag zien. Binnenkort wordt besproken of [de minderjarige] weer mee kan gaan met het reguliere leerlingenvervoer zodat hij voltijd onderwijs kan volgen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . [de minderjarige] kan agressief gedrag laten zien, heeft last van boze buien en heeft verschillende zorgelijke uitspraken gedaan. Zo heeft [de minderjarige] een keer verteld dat hij wordt geslagen en dat sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de thuissituatie. Het is belangrijk dat [de minderjarige] leert wat de mogelijke gevolgen van zijn uitspraken of grapjes zijn, dat dit invloed kan hebben op zijn betrouwbaarheid en consequenties kan hebben voor anderen, zoals leden van het gezin. Daarnaast is het zorgelijk dat onduidelijk is waar de uitspraken van [de minderjarige] vandaan komen. Het is van belang dat dit de komende periode onderzocht wordt. Ondanks de inzet van de ouders, is het is niet gelukt om de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige] in het vrijwillig kader te bewerkstelligen. Door [instelling 1] en [instelling 2] is aangegeven dat de thuissituatie eerst stabiel dient te zijn alvorens gestart kan worden met individuele behandelingen voor [de minderjarige] , waardoor nog altijd geen hulpverlening voor [de minderjarige] is opgestart. De school geeft aan dat hulpverlening voor [de minderjarige] opgestart dient te worden aangezien de thuissituatie van [de minderjarige] niet zal veranderen vanwege de chronische ziekten van de moeder en de Raad onderschrijft dit. De kinderrechter vindt het positief dat er inmiddels preventief een jeugdbeschermer is betrokken, dat het gezin inmiddels begeleiding ontvangt vanuit [jeugdinstelling] en dat wordt onderzocht welke hulpverlening voor [de minderjarige] dient te worden ingezet. De kinderrechter benadrukt dat het van groot belang is voor de ontwikkeling van [de minderjarige] dat hij spoedig met deze hulpverlening kan starten. Het is dan ook noodzakelijk dat de (preventief) jeugdbeschermer betrokken blijft in het kader van de ondertoezichtstelling om de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige] en eventueel de ouders op te starten en te monitoren. De door de Raad verzochte periode voor de ondertoezichtstelling is daarbij passend en geboden. De kinderrechter stelt daarom [de minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 7 mei 2025 tot 7 mei 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 12 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.