ECLI:NL:RBDHA:2025:8884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
AWB 25-1456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van mvv-vereiste en artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser had de aanvraag ingediend om bij zijn partner, mevrouw [naam], te kunnen verblijven. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 11 april 2024 afgewezen en een terugkeerbesluit genomen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de minister handhaafde zijn besluit op 7 januari 2025. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep behandeld en beoordeeld of de minister terecht de aanvraag had afgewezen. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser voerde aan dat hij om religieuze redenen niet kan terugkeren naar Senegal, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen objectieve belemmeringen zijn die een terugkeer naar Senegal onmogelijk maken.

De rechtbank wijst erop dat eiser tijdens zijn verblijf in Nederland gezinsleven heeft opgebouwd, maar dat dit gezinsleven is ontstaan tijdens illegaal verblijf. De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de aanvraag terecht heeft gehandhaafd en dat er geen bijzondere, persoonlijke omstandigheden zijn die een vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/1456

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S de Vaal),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij zijn partner, mevrouw [naam].
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 11 april 2024 (het primaire besluit) afgewezen en jegens eiser een terugkeerbesluit genomen. Eiser heeft tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 7 januari 2025 heeft de minister de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de voorlopige voorziening [1] op 10 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht en op goede gronden de aanvraag van eiser heeft afgewezen, omdat hij geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste.
2.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. De minister heeft de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en daaraan – samengevat – ten grondslag gelegd dat eiser niet over een geldig mvv beschikt, niet op grond van artikel 8 van het EVRM in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste, mede omdat geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Senegal voort te zetten. Hoewel de partner van eiser de Nederlandse nationaliteit heeft, brengt dit volgens de minister geen verplichting met zich om aan eiser verblijf toe te staan.
Is er sprake van objectieve belemmeringen?
4. Eiser voert aan dat dat de minister hem ten onrechte niet heeft vrijgesteld van het mvv-vereiste. Volgens eiser is sprake van objectieve belemmeringen in het kader van artikel 8 van het EVRM om terug te keren naar Senegal. Eiser stelt dat hij in Senegal om religieuze redenen geen muziek mag maken om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij komt uit een streng religieuze familie, is de achterkleinzoon van de stichter van het Mouridisme. Eiser stelt zich in Senegal niet aan deze religieuze en sociale verplichtingen te kunnen onttrekken, gelet op de vooraanstaande positie van zijn familie.
4.1.
Niet in geschil is dat eiser tijdens zijn verblijf in Nederland gezinsleven heeft opgebouwd. Aangezien eiser nooit een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad, gaat het in dit geval om een eerste toelating. Wanneer gezinsleven is opgebouwd tijdens illegaal verblijf, en eiser zich van de onzekerheid van zijn verblijfsstatus bewust is, kan dat gezinsleven alleen in uitzonderlijke gevallen leiden tot een verplichting voor de minister om dat gezinsleven te laten voortzetten [2] .
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat geen sprake is van een uitzonderlijk geval, dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, en dat deze afweging in het bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd. Daarbij heeft de minister in het nadeel van eiser mogen meewegen dat de relatie die hij heeft opgebouwd, is opgebouwd tijdens zijn illegale verblijf in Nederland. Ook heeft de minister kunnen betrekken dat eiser met geen objectief verifieerbaar bewijsstuk heeft aangetoond dat hij in Senegal niet in zijn levensonderhoud kan voorzien dan wel dat hij zijn gezinsleven daar niet kan uitoefenen vanwege zijn religieuze achtergrond. De minister heeft bovendien terecht gewezen op eerdere verklaringen van eiser, waaruit juist blijkt dat hij altijd als muziekartiest in Senegal heeft gewerkt, en eventueel ook bereid is om ander werk te zoeken indien hij niet in staat is om zijn beroep uit te oefenen. De beroepsgrond slaagt niet.
Vestiging in het land van herkomst a certain degree of hardship?
5. Daarnaast stelt eiser dat het voor zijn partner feitelijk onmogelijk is om haar werkzaamheden in Senegal uit te oefenen. Ter onderbouwing is een werkgeversverklaring overgelegd. Daarbij dient volgens eiser ook te worden meegewogen dat de partner een inwonende zoon heeft en het vaste aanspreekpunt is voor haar 80-jarige vader.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een zodanige mate van belemmering (‘certain degree of hardship’) dat het, gelet op de gestelde omstandigheden van referent, voor eiser onmogelijk zou zijn om in Senegal een gezinsleven op te bouwen. De minister heeft er terecht op gewezen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden onvoldoende zijn onderbouwd met objectieve documenten. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de gestelde zorgtaken voor de zoon en vader uitsluitend door referent kunnen worden verricht. Voorts heeft de minister in redelijkheid van belang mogen achten dat eiser en referent hun relatie zijn aangegaan in de wetenschap dat eiser niet over een verblijfsvergunning beschikt. Hoe begrijpelijk de wens van eiser ook is om samen met zijn partner in Nederland te verblijven, er bestaat voor hen ook de mogelijkheid om hun relatie tijdelijk op afstand voort te zetten via moderne communicatiemiddelen. Tot slot is niet gebleken dat het voor eiser en referent onmogelijk moet worden geacht om in Senegal samen het gezinsleven uit te oefenen, dan wel dat het voor referent onmogelijk zou zijn om daar, al dan niet tijdelijk, te verblijven ten behoeve van het indienen van een mvv-aanvraag. De beroepsgrond slaagt niet.
Vrijstellen van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule?
6. Tot slot betoogt eiser dat, gelet op de omstandigheden — waaronder het hebben van een zoon met de Zweedse nationaliteit, de werkzaamheden van referent, haar zorgtaken voor familieleden en de belemmeringen om in Senegal muziek te maken — aanleiding bestaat om de hardheidsclausule toe te passen.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat hiermee geen sprake is van bijzondere, persoonlijke omstandigheden die maken dat het onevenredig bezwarend is om vast te houden aan het mvv-vereiste, indien eiser aan de overige verblijfsvoorwaarden voldoet. De rechtbank verwijst in dit verband naar de overwegingen onder 5.1. Niet is gebleken dat het voor referent onmogelijk is om, al dan niet tijdelijk, naar Senegal te reizen in verband met haar zorgtaken voor familieleden. Ook is niet aannemelijk geworden dat eiser in Senegal geen andere werkzaamheden zou kunnen verrichten gedurende de mvv-procedure. Evenmin is aangetoond dat de zoon met de Zweedse nationaliteit eiser niet zou kunnen bezoeken in Senegal, zoals dat vóór 2019 al het geval was. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich gelet op het wat hiervoor is geoordeeld, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding bestaat om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra - Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.AWB 24/8033
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:266