ECLI:NL:RBDHA:2025:8904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
09/031392-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinderlijk bellen naar verzorgingstehuis, vrijspraak belaging, bewezenverklaring artikel 161 sexies. Gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden.

Op 22 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd medewerkers van verzorgingstehuizen te hebben belaagd door frequent te bellen en daarbij hinderlijk gedrag te vertonen. De verdachte, geboren in 1967 in Turkije, werd verdacht van belaging en het vernielen van telecommunicatie door de telefoonlijnen van de verzorgingstehuizen bezet te houden. Tijdens de zitting op 8 mei 2025 heeft de officier van justitie, mr. Z. Benguedda, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.D.A. Stam, pleitte voor vrijspraak van feit 1 en gedeeltelijke vrijspraak van feit 2. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van feit 1 moest worden vrijgesproken, omdat de tenlastelegging te algemeen was en niet duidelijk was welke specifieke medewerkers in hun persoonlijke levenssfeer waren geraakt. Echter, feit 2 werd bewezen verklaard, omdat de verdachte frequent had gebeld naar de verzorgingstehuizen, wat de dienstverlening belemmerde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 10 dagen onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met de betrokken zorginstellingen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank besloot tot verbeurdverklaring van de telefoon van de verdachte, die gebruikt was voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/031392-25
Datum uitspraak: 22 mei 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] (Turkije),
BRP-adres: [adres] , [postcode] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Benguedda en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D.A. Stam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, kort gezegd, van verdacht dat hij (feit 1) omstreeks 10 februari 2024 tot en met 23 januari 2025 diverse medewerkers heeft belaagd van diverse verzorgingstehuizen van WoonZorgcentra Haaglanden (WZH) en/of Florence door zeer frequent naar deze verzorgingshuizen te bellen en daarbij te zwijgen, te hijgen of seksueel getinte opmerkingen te maken en (feit 2) dat hij in die periode opzettelijk enig geautomatiseerd werk of werk voor telecommunicatie heeft vernield door de telefoonlijnen van deze verzorgingstehuizen bezet te houden, waardoor gevaar voor personen en/of verlening van diensten is ontstaan.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Ibij dit vonnis gevoegd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsman kan bewezen worden dat de verdachte gevaar voor verlening van diensten heeft veroorzaakt, maar niet dat de verdachte gevaar voor personen heeft veroorzaakt.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken en dat feit 2 zal worden bewezenverklaard, zij het dat gedeeltelijke vrijspraak volgt voor een deel van de pleegperiode en voor het veroorzaken van gevaar voor personen. De wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden zijn als
bijlage IIbij dit vonnis gevoegd. In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte is de persoon die de verzorgingshuizen heeft gebeld
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte de persoon was die zeer frequent heeft gebeld naar verzorgingstehuizen van WZH en Florence. De telefoongesprekken waren afkomstig van zijn telefoonnummer en zijn telefoon: dit blijkt uit onderzoeksbevindingen van de politie en dit heeft de verdachte ook zelf erkend. Verder heeft de verdachte een motief om WZH te benaderen: zijn moeder verbleef in een verzorgingstehuis van WZH en de verdachte was ontevreden over de dienstverlening. De verklaring van de verdachte dat mogelijk iemand zijn telefoon heeft gehackt en via zijn nummer naar de verzorgingstehuizen heeft gebeld, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Hiervoor ziet de rechtbank geen enkele aanwijzing in het dossier en de verdachte kon ter terechtzitting desgevraagd evenmin geen enkele onderbouwing geven.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte veelvuldig heeft gebeld van 10 februari 2024 tot en met 18 november 2024. Uit de bewijsmiddelen volgt bijvoorbeeld dat WZH tussen 10 februari 2024 en 4 april 2024 in totaal 207 keer werd gebeld door de verdachte, en Florence 1619 keer tussen mei 2024 en oktober 2024.
Dat het bellen van 19 november 2024 tot en met 23 januari 2025 stelselmatig door zou zijn gegaan, kan de rechtbank niet vaststellen. Dit volgt niet uit de door de verzorgingstehuizen bijgehouden lijsten of de telefonische verkeersgegevens van de verdachte. Dat het bellen is doorgegaan zou wellicht kunnen worden afgeleid uit een mededeling van WZH Anker dat zij op 20 januari 2025 klachten ontvingen dat zij op die dag niet bereikbaar waren voor artsen die anoniem wilden bellen, maar die enkele opmerking is voor het bewijs van stelselmatigheid onvoldoende.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of het veelvuldig bellen door de verdachte de ten laste gelegde feiten oplevert.
Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. De rechtbank is daarbij in beginsel gebonden aan de precieze bewoordingen van de feiten in de tenlastelegging, waarin de verdachte de belaging wordt verweten van diverse medewerkers van diverse verzorgingstehuizen van WZH en/of Florence, terwijl deze perso(o)n(en) als verpleegkundige en/of verzorgende werkzaam was/waren in een verzorgingstehuis.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit onderdeel van de tenlastelegging te algemeen geformuleerd. Het is goed voorstelbaar dat het gedrag van de verdachte vervelend was voor de zorgmedewerkers die zijn telefoontjes opnamen. Het is echter niet duidelijk om welke specifieke medewerkers dit ging. De aangiften zijn afkomstig van leidinggevenden van WZH en Florence, die namens een groot aantal collega’s aangifte doen maar geen specifieke collega’s noemen op wiens persoonlijke levenssfeer een inbreuk is gemaakt. Het is dus niet duidelijk dat één of meerdere zorgmedewerkers in het bijzonder stelselmatig en persoonlijk zijn geraakt door het handelen van de verdachte.
De verdachte wordt daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde belaging.
Gedeeltelijke bewezenverklaring feit 2
Als gezegd staat op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte zeer frequent heeft gebeld naar WZH en Florence van 10 februari 2024 tot en met 18 november 2024. Dat de verdachte de dienstverlening van WZH en Florence daarmee heeft belemmerd, volgt uit de aangiften.
De rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat er door het bezet houden van de telefoonlijnen ook gevaar voor personen is ontstaan. In de aangiften wordt gesteld dat er gevaar zou kunnen ontstaan als er een noodmelding of melding van een valdetector binnenkomt op het algemene nummer terwijl de lijn bezet is. Uit het dossier blijkt niet hoe groot dit gevaar was, en evenmin of het gevaar zich op enig moment verwezenlijkt heeft en er meldingen gemist of vertraagd zijn.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen, zoals hierna bewezen wordt verklaard. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 10 februari 2024 tot
en met
18 november 2024te 's-Gravenhage, telkens opzettelijk door middel van zeer frequent al dan niet
anoniem bellen enig werk voor telecommunicatie, te weten:
de telefoonlijnen van diverse verzorgingstehuizen van WZH en Florence
telkens onbruikbaar heeft gemaakt
terwijl daardoor de wederrechtelijke verhindering en bemoeilijking van de
verwerking van gegevens ten algemene nutte is ontstaan en
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de verlening van diensten
te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 161 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en daarnaast tot een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat slechts een voorwaardelijke celstraf op zijn plaats is, dat een taakstraf in dit geval geen toegevoegde waarde heeft, en dat de proeftijd op twee jaar gesteld moet worden. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn woning kwijtraakt als hij gedurende langere tijd vast komt te zitten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft over een periode van bijna 10 maanden veelvuldig gebeld naar verschillende verpleeghuizen in Den Haag, waarbij hij hijgde, zweeg, of seksueel getinte opmerkingen maakte. Met dit zeer hinderlijke gedrag heeft hij niet alleen de lijnen van de zorginstellingen onnodig bezet gehouden, maar ook de werkzaamheden van medewerkers in de zorg bemoeilijkt en hun werkplezier aangetast. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 april 2025. Hierop staan geen feiten die in strafverzwarende zin zouden moeten meewegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank betrekt in haar oordeel het reclasseringsadvies over de verdachte van 6 mei 2025. De reclassering heeft op verschillende gebieden zorgen over de verdachte. Hij heeft geen stabiele dagbesteding en er zijn signalen dat de verdachte kampt met een psychotische stoornis. De verdachte ontkent dat hij psychische problemen heeft. De reclassering adviseert om de verdachte bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden (1) een meldplicht, (2) de verplichting om zich ambulant te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling en (3) een contactverbod met WZH en Florence.
Gelet op de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Tegelijk weegt de rechtbank mee dat het hier gaat om een kwetsbare verdachte die niet eerder veroordeeld is voor een misdrijf. Naast vergelding van het misdrijf vindt de rechtbank ook van belang dat de verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek en hij zijn woning niet kwijtraakt. De verdachte heeft tijdens zijn schorsing goed meegewerkt met de reclassering en heeft tijdens de zitting verklaard mee te willen werken aan behandeling en toezicht.
De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf daarom beperken tot de duur van het voorarrest (20 dagen), en de rest van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen (10 dagen). De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op als geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd van twee jaar.
Over het contactverbod met WZH merkt de rechtbank het volgende op. Dit contactverbod betekent dat de verdachte niet meer digitaal of telefonisch contact op mag nemen met WZH. De verdachte mag dus wél op bezoek gaan bij zijn moeder op de locatie waar zij verblijft.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

WZH heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1,–.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering moet worden afgewezen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt als volgt. WZH heeft ter zitting toegelicht dat de vordering van € 1,– symbolisch bedoeld is. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank moet toetsen aan de juridische criteria voor het toekennen van schadevergoeding. Dat betekent dat het bestaan van schade en de hoogte daarvan voldoende moet zijn onderbouwd. Die onderbouwing ontbreekt, en het opvragen van nadere informatie zou een onevenredige belasting van dit strafproces opleveren. De rechtbank zal WZH daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Omdat WZH niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet zij de proceskosten betalen. Dit zijn de kosten die de verdachte heeft gemaakt om zich tegen de vordering te verweren. De rechtbank begroot die kosten tot op heden op € 0,– (nihil).
8. De inbeslaggenomen voorwerpen
Er rust strafvorderlijk beslag op de telefoon van verdachte, een Samsung A15 (goednummer PL1500-2024063667-3272151).
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon verbeurd moet worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de telefoon teruggeven moet worden aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de telefoon verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, omdat dit voorwerp eigendom van de verdachte is en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 161sexies van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of voor verlening van diensten te duchten is;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (TIEN) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met WoonZorgcentra Haaglanden (WZH), waaronder de locaties:
WZH Vliethof, Raadhuisstraat 2, 2271 CW Voorburg;
WZH Het Anker, Prinses Margrietlaan 24, 2273 AG Leidschendam;
WZH Prinsenhof, Gravin Juliana van Stolberglaan 1, 2263 AA Leidschendam;
WZH Schoorwijck, Zaagmolenstraat 96, 2265 WZ Leidschendam;
WZH Bezuidenhout, Bezuidenhoutseweg 150, 2594 AT Den Haag;
WZH Nieuw Berkendael, Burgemeester Waldeckstraat 80. 2552 TX Den Haag;
WZH Leilinde, Harriet Freezerhof 32, 2492 JD Den Haag;
WZH Waterhof, Polanenhof 130, 2548 MC Den Haag;
WZH De Strijp, Polanenhof 525, 2548 MP Den Haag;
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit contactverbod betekent dat de verdachte niet meer digitaal of telefonisch contact op mag nemen met WZH. De verdachte mag dus wél op bezoek gaan bij zijn moeder op de locatie waar zij verblijft;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met Florence, waaronder de locaties:
Florence Contact Centrum, President Kennedylaan 15, 2517 JK Den Haag;
Florence Jonker Frans Den Haag, Newtonplein 100, 2562 JZ Den Haag;
Florence Verpleeghuis Duinstede, Deijlerweg 208, 2241 AL Wassenaar;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen die die zorgverlener aangeeft. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij WZH niet-ontvankelijk in haar vordering, wat betekent dat zij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt WZH in de proceskosten van de verdachte, die de rechtbank tot op heden begroot op € 0,– (nihil);
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst genoemde voorwerp: een Samsung Galaxy A15-telefoon (goednummer PL1500-2024063667-3272151).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Meester, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. L. Anemaet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Veltink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2025.