ECLI:NL:RBDHA:2025:8919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking aanvraag
In deze zaak heeft verzoeker op 20 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 10 december 2018. De rechtbank heeft op 11 augustus 2020 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een eerste gehoor af te nemen en daarna een besluit te nemen. Op 10 januari 2021 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Verweerder heeft hierop een verweerschrift ingediend. Verzoeker heeft echter het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn asielaanvraag op 25 januari 2021 heeft ingetrokken, is de procedure beëindigd en kan er geen sprake meer zijn van een besluit dat niet tijdig is genomen. Dit betekent dat de ingebrekestelling zonder betekenis is en verzoeker geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenveroordeling moet worden afgewezen.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.