ECLI:NL:RBDHA:2025:895
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de ongewenstverklaring van een vreemdeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, op 27 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, heeft bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar tegen de ongewenstverklaring. De rechtbank oordeelt dat de minister het besluit tot ongewenstverklaring op juiste wijze heeft bekendgemaakt. Eiser betoogt dat hij niet op de hoogte was van het besluit, omdat het nooit aan hem is uitgereikt. De minister stelt echter dat het besluit op 12 januari 2021 aan de gemachtigde van eiser is verzonden en dat het op 15 maart 2021 in de Staatscourant is gepubliceerd. De rechtbank concludeert dat de bekendmaking in overeenstemming is met de geldende procedures en dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het niet tijdig indienen van zijn bezwaar. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.