ECLI:NL:RBDHA:2025:8965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL25.7890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met verlenging overdrachtstermijn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die onder het Dublin-systeem valt en wiens overdrachtstermijn door de Minister van Asiel en Migratie is verlengd tot 18 maanden. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL25.7889) op dezelfde dag, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 6 maart 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7890
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de overdrachtstermijn van verzoeker verlengd tot 18 maanden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL25.7889, op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.7889, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 maart 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.