ECLI:NL:RBDHA:2025:8965
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met verlenging overdrachtstermijn
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die onder het Dublin-systeem valt en wiens overdrachtstermijn door de Minister van Asiel en Migratie is verlengd tot 18 maanden. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL25.7889) op dezelfde dag, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 6 maart 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.