ECLI:NL:RBDHA:2025:8967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL25.5760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een asielaanvraag van de verzoeker, die op 5 februari 2025 door de Minister van Asiel en Migratie is afgewezen. De minister heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag volgens de Dublinverordening. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL25.5759, behandeld, waarin de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan in de hoofdzaak, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 april 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5760
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. S. Coenen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL25.5759, op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.5759, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 april 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.