ECLI:NL:RBDHA:2025:8986
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na inwilligend besluit
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De rechtbank had eerder, op 2 december 2024, bepaald dat de minister van Asiel en Migratie binnen acht weken na die uitspraak moest beslissen op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 26 februari 2025 heeft de minister de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Eiseres heeft echter op 15 april 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de minister, ondanks het feit dat haar aanvraag inmiddels was ingewilligd.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres op het moment van het indienen van het beroep geen procesbelang meer had, aangezien de minister inmiddels een beslissing had genomen op haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat, voordat een beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist op de aanvraag. Aangezien de minister op 26 februari 2025 een beslissing heeft genomen, was er geen grond voor het beroep dat eiseres had ingesteld. De rechtbank heeft het beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier, en is op 15 mei 2025 openbaar gemaakt.