ECLI:NL:RBDHA:2025:8987

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/09/685361 / FA RK 25-3672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en onbevoegdheid Nederlandse rechter in teruggeleidingsverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige vanuit Georgië naar Nederland. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Aksü, verzocht de rechtbank om de moeder te bevelen de minderjarige onmiddellijk terug te leiden naar Nederland. De moeder had de minderjarige na een vakantie in Georgië achtergehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn geweest en gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarige. De vader en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit, terwijl de moeder de Georgische nationaliteit heeft. De vader heeft zich op 16 april 2024 tot de Nederlandse Centrale Autoriteit gewend.

De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. Dit verdrag heeft als doel de onmiddellijke terugkeer van kinderen te waarborgen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een verdragsluitende staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding, omdat de moeder de minderjarige zonder toestemming van de vader in Georgië heeft vastgehouden. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat een verzoek tot teruggeleiding alleen kan worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt. Aangezien de moeder de minderjarige in Georgië heeft vastgehouden, is de Nederlandse rechter onbevoegd.

De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige vanuit Georgië naar Nederland. De beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan binnen twee weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3672
Zaaknummer: C/09/685361
Datum beschikking: 22 mei 2025

Internationale kinderontvoering

Beschikking op het op 16 mei 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Aksü te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.

Verzoek

De vader heeft verzocht:
  • te bevelen dat de moeder na te melden minderjarige onmiddellijk terugleidt naar Nederland, althans te bevelen dat de vader de minderjarige zelf onmiddellijk mee terug kan nemen naar Nederland;
  • te bepalen dat de moeder alle noodzakelijke medewerking verleent aan de teruggeleiding van de minderjarige;
  • te bepalen dat de moeder de minderjarige afstaat aan de vader dan wel aan een door de vader gemachtigde derde;
  • de moeder te veroordelen tot vergoeding van de door de vader gemaakte kosten in verband met de teruggeleiding,
althans een beslissing als de rechtbank in het belang van de minderjarige juist acht, voor zover mogelijk uitvoerbar bij voorraad.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit.
- De moeder heeft [de minderjarige] na een vakantie in Georgië achtergehouden.
- De vader en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Georgische nationaliteit.
- De vader heeft zich op 16 april 2024 gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA).

Beoordeling

Rechtsmacht Nederlandse rechter
Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Georgië zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
De Nederlandse rechter moet ambtshalve toetsen of hij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van [de minderjarige] vanuit Georgië naar Nederland.
De beslissing op een op het Verdrag gebaseerde vordering tot onmiddellijke teruggeleiding is geen beslissing ten gronde, maar heeft het karakter van een ordemaatregel. In het Verdrag is niet geregeld welke rechterlijke autoriteit in geval van een rechtstreeks bij de rechter ingediend verzoek tot teruggeleiding bevoegd is daarvan kennis te nemen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat – gelet op de systematiek van het Verdrag – moet worden aangenomen dat een op het Verdrag gebaseerd verzoek tot teruggeleiding van een kind dat, naar zeggen van de verzoekende ouder, ongeoorloofd is overgebracht vanuit de verdragsluitende staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft naar een andere verdragsluitende staat, of in die andere staat wordt vastgehouden, slechts kan worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt (HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU2834).
Nu de moeder [de minderjarige] volgens de stelling van de vader zonder zijn toestemming heeft vastgehouden in Georgië en Georgië is aangesloten bij het Verdrag, is de Nederlandse rechter niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van [de minderjarige] vanuit Georgië naar Nederland. Door de vader zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot een andersluidend oordeel.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van de
minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] , vanuit
Georgië naar Nederland.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2025.
Van deze beschikking kan -voor zover er definitief is beslist- hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken (artikel 13 lid 7 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering) na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag. In geval van hoger beroep zal de terechtzitting bij het hof - in beginsel - plaatsvinden in de derde of vierde week na deze beslissing.