ECLI:NL:RBDHA:2025:8988
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.G. Wiebes, een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. De minister heeft op 7 april 2025 alsnog een besluit genomen op de aanvraag, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van haar proceskosten, aangezien de minister niet op dit verzoek heeft gereageerd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener als deze het beroep intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. Aangezien verzoekster een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, is er een vast bedrag aan proceskosten toegekend, met inachtneming van een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De rechtbank heeft uiteindelijk een bedrag van € 453,50 toegewezen aan verzoekster voor de gemaakte proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 15 mei 2025 openbaar gemaakt.