ECLI:NL:RBDHA:2025:9003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL25.5220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met verlenging overdrachtstermijn naar Kroatië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.H. Hekman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat de uiterste overdrachtstermijn naar Kroatië werd verlengd tot achttien maanden. Tijdens de zitting op 18 februari 2025, waar verzoeker aanwezig was met waarnemer mr. F.J. Hoppenbrouwer en tolk J.A. Matti, is het beroep behandeld. De rechtbank heeft in een andere zaak, NL25.5219, op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om de voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 maart 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5220
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan (de gemachtigde van) verzoeker laten weten dat de uiterste overdrachtstermijn van eiser naar Kroatië wordt verlengd tot achttien maanden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL25.5219, op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. F.J. Hoppenbrouwer, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.A. Matti. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.5219, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep, een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 maart 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.