ECLI:NL:RBDHA:2025:9007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL24.41037
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Eiseres, een Colombiaanse vrouw, had tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. De minister had op 12 oktober 2024 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd, omdat eiseres de vrije termijn van negentig dagen voor verblijf in Nederland had overschreden. Tijdens de zitting op 4 maart 2025 was eiseres niet verschenen, en de minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om van het inreisverbod af te zien. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden het inreisverbod had opgelegd, aangezien eiseres onrechtmatig in Nederland verbleef en geen relevante zienswijzen had ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder nadere zitting afgedaan, omdat partijen niet binnen de gestelde termijn hadden gereageerd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 mei 2025, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41037
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. R. van Dooren).

Inleiding

1. Bij besluit van 12 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Eiseres en de gemachtigde van eiseres zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en bepaald dat zij binnen zes weken uitspraak zou doen. Door omstandigheden heeft de rechtbank partijen bericht dat een andere rechter de zaak in behandeling zou nemen. Partijen hebben niet binnen de gegeven termijn van vier weken laten weten opnieuw op zitting gehoord te willen worden. De zaak is daarom zonder een nadere zitting afgedaan.

Beoordeling van de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres heeft geen beroepsgronden tegen het terugkeerbesluit aangevoerd. De rechtbank stelt daarom vast dat het geschil zich beperkt tot de vraag of de minister het inreisverbod op goede gronden heeft opgelegd.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
8. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2000 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Tijdens een politiecontrole op 11 oktober 2024 is eiseres staande gehouden. Tijdens de politiecontrole is vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf (meer) had in Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland. Eiseres heeft namelijk de vrije termijn overschreden met meer dan 90 dagen. De minister heeft daarom op 12 oktober 2024 aan eiseres een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen opgelegd. Ook heeft de minister een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Volgens de minister heeft eiseres geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om af te zien van oplegging van het inreisverbod of de duur van het inreisverbod te verkorten.

Het inreisverbod

9. Eiseres voert aan dat uit het dossier niet blijkt wat zij als zienswijze naar voren heeft gebracht, waardoor de rechtbank niet kan controleren welke bijzondere omstandigheden zij heeft aangevoerd. Volgens eiseres is het bestreden besluit daarom in strijd met het motiveringsbeginsel.
10. De rechtbank overweegt het volgende. De vrije termijn waarin vreemdelingen zonder visum zich in Nederland mogen bevinden bedraagt negentig dagen (zoals bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000). De minister kan een inreisverbod uitvaardigen als een vreemdeling de vrije termijn met meer dan drie dagen heeft overschreden (zie artikel 66a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000). Bij een overschrijding van de vrije termijn met meer dan negentig dagen bedraagt het inreisverbod ten hoogste twee jaar (zie paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000).
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister op goede gronden aan eiseres een inreisverbod van twee jaar opgelegd. De minister heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd. De minister heeft vastgesteld dat eiseres op 3 mei 2024 Frankrijk is ingereisd en op 11 oktober 2024 zonder geldig visum werkend is aangetroffen in Nederland. Dat betekent dat eiseres de vrije termijn met meer dan drie dagen heeft overschreden en onrechtmatig verbleef op Nederlands grondgebied. Eiseres heeft dit niet betwist. Eiseres had een vertrektermijn van vier weken en hoefde daarmee Nederland niet onmiddellijk te verlaten. Gelet hierop heeft de minister een inreisverbod van twee jaar mogen opleggen. Verder blijkt uit het proces- verbaal (model M110) van de afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AIVM) van 12 oktober 2024, dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze over het inreisverbod te geven. Eiseres heeft verklaard dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te zien van het inreisverbod of de duur daarvan te verkorten. Uit het genoemde proces-verbaal blijkt verder dat eiseres geen familie of andere relaties heeft in het Schengengebied en dat er geen medische of andere bezwaren zijn tegen haar terugkeer naar Colombia. Dat uit het dossier niet zou blijken wat eiseres als zienswijze naar voren heeft gebracht, zoals eiseres in haar beroepsgrond stelt, klopt dan ook niet. Ook in beroep heeft eiseres geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. F.J. Attema, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 mei 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.