ECLI:NL:RBDHA:2025:9025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
09-041418-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van bewezenverklaring van cocaïnehandel en wapenbezit met gevangenisstraf

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de handel in cocaïne, evenals wapenbezit. De verdachte, geboren in 1987 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Grift. Tijdens de zitting op 9 mei 2025 heeft de officier van justitie, mr. N.C. Neelis, gepleit voor een gevangenisstraf van 26 maanden, met een voorwaardelijk deel van 6 maanden. De rechtbank heeft echter besloten om de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk telen, verkopen en vervoeren van cocaïne, alsook het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 december 2024 tot en met 6 februari 2025 in Zoetermeer opzettelijk cocaïne heeft verhandeld en een revolver in zijn bezit had. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten, de maatschappelijke impact van de handel in verdovende middelen en het vuurwapenbezit. De verdachte heeft eerder met justitie te maken gehad, wat ook in de strafmaat is meegenomen. De rechtbank heeft de op te leggen straf als passend en geboden beschouwd, gezien de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier R.O. Hollander en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-041418-25
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Tegenspraak

Verkort vonnis

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[de verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] te [plaats] .

Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 9 mei 2025.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Grift, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. N.C. Neelis heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (de beslaglijst) onder 1 tot en met 4, 6 tot en met 15 en 17 tot en met 21 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard, dat het onder 5 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer en dat het onder 16 genoemde voorwerp (de sleutels van de (kelderbox van) de [straatnaam] ) kan worden teruggegeven aan de rechthebbende.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2024 tot en met 6 februari 2025 te Zoetermeer, althans in Nederland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Zoetermeer, althans in Nederland opzettelijk
aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1.104,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
- ongeveer 56,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Zoetermeer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten revolver, van het merk Hopkins & Allen, type XL no. 5, kaliber 38 Special zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Zoetermeer, althans in Nederland om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het voorhanden hebben van
- diverse versnijdingsmiddelen, en/of
- 2 gesealde mobiele telefoons, en/of
- 5 koffiemolen(s) met cocaïneresten, en/of
- 4 weegschalen met cocaïneresten, en/of
- 1.000 voorverpakte lege ponypacks, en/of
- 3 sealapparaten, en/of
- 8 lege kiloverpakkingen blokken cocaïne, en/of
- geldbedragen in boterhamzakjes gespecificeerd per datum, en/of
- jammer, en/of
- 12 smartphones, en/of
- een hoeveelheid cocaïne.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 14 december 2024 tot en met 6 februari 2025 te Zoetermeer opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 7 februari 2025 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 1.104,8 gram cocaïne, zijnde cocaïne
- 56,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
telkenseen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 7 februari 2025 te Zoetermeer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten revolver van het merk Hopkins & Allen, type XL no. 5, kaliber 38 Special, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
4
hij op 7 februari 2025 te Zoetermeer om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen, stoffen
engelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van
- diverse versnijdingsmiddelen, en
- 2 gesealde mobiele telefoons, en
- 5 koffiemolens met cocaïneresten, en
- 4 weegschalen met cocaïneresten, en
- 1.000 voorverpakte lege ponypacks, en
- 3 sealapparaten, en
- 8 lege kiloverpakkingen, en
- geldbedragen in boterhamzakjes gespecificeerd per datum, en
- jammer, en
- 12 smartphones, en
- een hoeveelheid cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Zij neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen van de handel in cocaïne en het voorhanden hebben van meer dan één kilo cocaïne. In de tweede plaats heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne gedurende een periode van bijna twee maanden. In de laatste plaats heeft de verachte zich schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit, aangezien in de door hem gehuurde kelderbox een revolver is aangetroffen. Dit zijn ernstige strafbare feiten, zeker in combinatie met elkaar bezien. De maatschappelijke impact van de handel in verdovende middelen is groot en werkt op verschillende manieren door in de samenleving. Dat de verdachte, ondanks dat hij zich naar eigen zeggen bewust was van die impact, vanwege geldgebrek kennelijk geen andere legale keuzes kon maken, rekent de rechtbank de verdachte aan. Bovendien levert vuurwapenbezit niet zelden ook vuurwapengebruik op, met alle gevolgen van dien. De verdachte heeft op de terechtzitting nagenoeg volledig openheid van zaken gegeven en ook goed uitgelegd waarom hij hiertoe kwam. Dit pleit in het voordeel van de verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 april 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen. Op 31 maart 2025 is de verdachte door de politierechter van de rechtbank Den Haag vanwege het aanwezig hebben van drugs veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. De rechtbank zal met die straf hiermee rekening houden.
Gelet op de ernst van de feiten en op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding. Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij op dit moment geen hulpvraag heeft. Mogelijk kan een dergelijke vraag aan de orde komen bij een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De in beslag genomen voorwerpen

Ter terechtzitting heeft de verdachte afstand gedaan van het stroomstootwapen (voorwerp 5 op de beslaglijst).
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 3 genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zijn verkregen dan wel dat deze voorwerpen vervaardigd of bestemd zijn tot het begaan van het onder 4 bewezen verklaarde misdrijf.
De rechtbank zal ook de op de beslaglijst onder 4, 6 tot en met 9, 12 tot en met 15 en 17 tot en met 20 genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1 en 4 bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 10 en 11 genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot het op de beslaglijst onder 10 genoemde voorwerp het onder 3 bewezen verklaarde feit is begaan en het op de beslaglijst onder 11 genoemde voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [naam] gelasten van de op de beslaglijst onder 16 genoemde voorwerpen, voor zover het de sleutel van de entree en de sleutel van de kelderbox van de [straatnaam] betreft. De rechtbank zal ook de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 16 genoemde voorwerp, voor zover het de sleutel van de caravan betreft, en van het op de beslaglijst onder 21 genoemde voorwerp.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 en 4
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;

en

om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verstaat dat van het voorwerp op de beslaglijst onder 5 afstand is gedaan door de verdachte;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4, 6 tot en met 9, 12 tot en met 15 en 17 tot en met 20 genoemde voorwerpen, te weten:
2.297,00 euro (PL1500-2025039021-3277179);
50,00 euro (PL1500-2025039021-3277175);
514,95 euro (PL1500-2025039021-3277089);
1 personenauto (54HZS9, PL1500-2025039021-G2967567);
6. 1 1 telefoonautomaat (PL1500-2025039021-3277017);
6. 1 1 telefoonautomaat (PL1500-2025039021-3277020);
6. 1 1 telefoonautomaat (PL1500-2025039021-3277118);
6. 1 1 telefoonautomaat (PL1500-2025039021-3277124);
12. 4 4 weegschalen (PL1500-2025039021-3277275);
12. 4 3 keukenmachines (PL1500-2025039021-3277281);
12. 4 2 telefoonautomaten (PL1500-2025039021-3277282);
12. 4 1.000 enveloppes (PL1500-2025039021-3277285);
17. 2 2 telefoonautomaten (PL1500-2025039021-3277293);
17. 2 8 telefoonautomaten (PL1500-2025039021-3277295);
17. 2 1 zender (PL1500-2025039021-3277187);
17. 2 5 keukenmachines (PL1500-2025039021-3277264);
onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder 10 en 11 genoemde voorwerpen, te weten:
10. 1 1 wapen (PL1500-2025039021-3277176);
10. 1 1 stuk munitie (PL1500-2025039021-3277262);
gelast de teruggave aan van de op de beslaglijst onder 16 en 21 genoemde voorwerpen, te weten:
2 sleutels (
sleutel entree en kelderbox [straatnaam])
aan [naam]; en
1 sleutel (
sleutel caravan) aan de verdachte;
(PL1500-2025039021-3277287)
1 telefoonautomaat (PL1500-2025039021-3277092, Google Pixel in zwart hoesje), aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.J. Wortelboer, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2025.