7.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van ongeveer acht maanden schuldig gemaakt aan grootschalige handel in cocaïne en het witwassen van zeer grote geldbedragen. Hij heeft in opdracht van anderen in totaal 387 kilo cocaïne en ruim 4,8 miljoen euro in contanten vervoerd en overgedragen dan wel ontvangen. De verdachte heeft hierdoor een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele circuit voor de handel in verdovende middelen. Door zijn handelen is de verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaakt. Het is algemeen bekend dat het gebruik van deze drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt en kan leiden tot een verslaving aan het gebruik daarvan. Bovendien leidt de handel in en het gebruik van deze verdovende middelen tot vele vormen van criminaliteit, waaronder delicten die harddrugsgebruikers plegen om aan hun drugs te kunnen komen, maar ook delicten tussen handelaren en producenten onderling. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan. Witwassen vormt daarnaast een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Bovendien wordt door het witwassen van crimineel vermogen de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd, zoals ook in onderhavige zaak is gebleken.
De feiten zijn ernstig en hebben – zowel los als in onderlinge samenhang bezien – een ontwrichtende en corrumperende werking op de samenleving als geheel en daarmee op de Nederlandse rechtsorde.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Voorts weegt de rechtbank in positieve zin mee dat uit onderzoek van het Openbaar Ministerie niet is gebleken dat de verdachte zich sinds de in 2019 en 2020, ruim vijf jaar geleden, gepleegde feiten, nog heeft beziggehouden met strafbare activiteiten.
Persoon van de verdachte
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte is afgekeurd vanwege rugletsel, te weten een hernia, dat hij een WAO-uitkering ontvangt en dat hij zich in het dagelijks leven bezighoudt met het huishouden en klusjes rondom het huis. Daarnaast is gebleken dat de verdachte een levenspartner heeft en twee uitwonende kinderen, die een ondersteunend netwerk voor hem bieden.
Procesafspraken
De rechtbank heeft acht geslagen op het afdoeningsvoorstel en de inhoud daarvan met betrekking tot de strafoplegging.
De rechtbank merkt op dat de officier van justitie en de verdediging al in een vroeg stadium in gesprek zijn gegaan over mogelijke procesafspraken. De rechtbank is er op 25 maart 2025 van in kennis gesteld dat de procesafspraken daadwerkelijk zijn gemaakt. Volgens de rechtbank is er dan ook sprake van een voortvarende strafrechtelijke behandeling in eerste aanleg. Verder is veel efficiencywinst gelegen in het ontlasten van onderzoeks- en zittingscapaciteit van politie en justitie alsook in het voorkomen van een eventuele behandeling van de zaak in hoger beroep en cassatie. De rechtbank is zich ervan bewust dat de afspraak om geen hoger beroep in te stellen geen rechtsgeldige manier is om afstand te doen van dat rechtsmiddel. Mocht toch hoger beroep worden ingesteld, dan is die afspraak echter wel relevant bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat hoger beroep. Uit de omstandigheid dat in eerste aanleg vonnis is gewezen overeenkomstig het afdoeningsvoorstel zal in de regel voortvloeien dat het belang ontbreekt bij een behandeling van de zaak in hoger beroep. Een volledige behandeling in hoger beroep lijkt daarmee onwaarschijnlijk. Het voorstel dient dan ook niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling, maar ook een effectieve afdoening van de zaak, omdat de zaak sneller onherroepelijk wordt en de straf sneller wordt geëxecuteerd. Dat de verdachte heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de procesafspraken, weegt de rechtbank daarom mee in zijn voordeel.
De rechtbank overweegt voorts dat een medeverdachte op 24 januari 2025 door deze rechtbank is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren. Deze medeverdachte had, net de verdachte, een uitvoerende rol. De bewezenverklaring die aan deze veroordeling ten grondslag lag ziet weliswaar op een iets kleinere hoeveelheid cocaïne en een iets lager bedrag aan witgewassen geld, maar omvat tevens het voorhanden hebben van vuurwapens. Daarnaast is van belang dat met die medeverdachte geen procesafspraken zijn gemaakt en de doorgaans strafmatigende invloed daarvan dus ook niet van invloed is geweest bij diens strafoplegging.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, bezien in het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
De door procespartijen overeengekomen straf staat naar het oordeel van de rechtbank in redelijke verhouding tot de ernst van de feiten en dient in voldoende mate de met bestraffing te dienen doelen van vergelding, normbevestiging en voorkoming van recidive. De rechtbank zal dan ook de door de officieren van justitie gevorderde gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, aan de verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.