ECLI:NL:RBDHA:2025:9047
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 23 januari 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder, op 14 februari 2025, de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat de bewaring tot het sluiten van dat onderzoek op 10 februari 2025 rechtmatig was. Op 23 april 2025 heeft de minister de rechtbank geïnformeerd over de voortduring van de maatregel, wat door de rechtbank werd gelijkgesteld met een beroep van de eiser.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 29 april 2025 gesloten en bepaald dat een zitting niet nodig was. Eiser, die zijn Algerijnse nationaliteit en geboortedatum in 1999 stelt, heeft verzocht om ambtshalve toetsing van zijn bewaring. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten nog loopt en dat de minister regelmatig contact heeft met deze autoriteiten en met eiser. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij zijn medewerking aan de uitzetting heeft verleend. Er zijn geen feiten of omstandigheden die aanleiding geven om de bewaring op te heffen. De rechtbank oordeelt dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.