ECLI:NL:RBDHA:2025:9049
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 4 maart 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.R.S. Ramhit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het eerdere onderzoek rechtmatig was. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn en dat de minister onvoldoende actie onderneemt om zijn uitzetting te bespoedigen. De rechtbank concludeert echter dat de minister regelmatig contact heeft met de Marokkaanse autoriteiten en dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij zijn medewerking aan de uitzetting niet verleent. De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat de minister niet voortvarend handelt.
De rechtbank wijst ook de verzoeken van eiser om een lichter middel af, verwijzend naar eerdere uitspraken en de medische situatie van eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en stelt vast dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 april 2025 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.