ECLI:NL:RBDHA:2025:9051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL25.18526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, die sinds 29 december 2024 in bewaring is, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 21 januari 2025 door de Minister van Asiel en Migratie is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister een voortgangsrapportage heeft overgelegd en dat de eiser hierop heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig is.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak rechtmatig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de voortgang van de uitzetting van de eiser, ondanks dat deze al geruime tijd in bewaring zit. De rechtbank concludeert dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is, maar dat de bewaring niet onrechtmatig is. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18526
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: Mr. G. Cambier).

Procesverloop

De minister heeft op 21 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2003.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 april 2025 (in de zaak NL25.16439) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. Eiser zit sinds 29 december 2024 in bewaring. Het is onduidelijk wanneer eiser zal worden uitgezet, nu dit ook niet blijkt uit de voortgangsgegevens die de minister heeft overgelegd. Daarnaast werkt de minister niet voortvarend aan eisers uitzetting. De minister stelt rappels aan de ambassade te hebben verzonden. Eiser meent dat een afschrift van deze rappels overgelegd dienen te worden.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt nog. Dat dit bijna drie maanden duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, temeer deze autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp aan eiser te zullen verstrekken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is of dat de bewaring onevenredig lang duurt. De rechtbank ziet eveneens geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke juistheid van de inhoud van de voortgangsrapportage betreffende de rappels of daarvoor een nadere onderbouwing te verlangen. Eiser heeft ook nu geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan moet worden betwijfeld of de minister daadwerkelijk heeft gerappelleerd bij de autoriteiten van Marokko. De rechtbank ziet ook niet welk belang van de minister daarbij gediend zou zijn. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de informatie in de voortgangsrapportage. Verder oordeelt de rechtbank dat gelet op de korte termijn die is verstreken sinds de laatste beoordeling van de maatregel, er geen reden is om het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.