ECLI:NL:RBDHA:2025:9060
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden wegens gebrek aan bewijs van huiselijk geweld
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden. De eiser, een Surinaamse man, had eerder een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn partner, maar deze was ingetrokken nadat hij niet meer op hetzelfde adres stond ingeschreven. Eiser diende een nieuwe aanvraag in, waarin hij stelde dat hij slachtoffer was van huiselijk geweld en dat er bijzondere omstandigheden waren die hem in aanmerking zouden moeten laten komen voor een verblijfsvergunning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van het huiselijk geweld en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging door de verweerder correct was uitgevoerd en dat er geen reden was om de afwijzing van de aanvraag te herzien. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.