ECLI:NL:RBDHA:2025:9076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 13 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 8 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit houdt in dat de rechtbank het standpunt van de minister steunt, die op basis van de Dublinverordening heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank wijst erop dat Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk heeft gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard. Eiser heeft geen medische documenten overgelegd die zijn stelling over zijn medische (psychische) problematiek onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de medische situatie van eiser, en dat de medische voorzieningen in Frankrijk van vergelijkbare kwaliteit zijn.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Frankrijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 april 2025, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.