ECLI:NL:RBDHA:2025:9110
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit, genomen op 30 oktober 2024, weigerde verzoeker een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die het noodzakelijk maken om voorbij te gaan aan de indieningsvereisten. Dit betreft een cluster van zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is en waar verzuimen niet worden hersteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker niet duidelijk heeft gemaakt welke voorziening hij vraagt en omdat zijn argumenten onvoldoende onderbouwd zijn.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, met toepassing van artikel 78 van de Vreemdelingenwet 2000. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.