ECLI:NL:RBDHA:2025:9124

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL24.46504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor familieleven op grond van artikel 8 EVRM met betrekking tot een eiseres met gevorderde dementie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2025, wordt het beroep van eiseres, een Turkse vrouw geboren in 1941, beoordeeld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voor familieleven. Eiseres, die lijdt aan gevorderde dementie en ADL-afhankelijk is, heeft 24-uurs zorg nodig en wil bij haar zoon in Nederland verblijven. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die stelde dat er geen familieleven bestond tussen eiseres en haar zoon, referent. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen beschermenswaardig gezinsleven bestaat. De rechtbank stelt vast dat de afhankelijkheid tussen eiseres en referent onvoldoende is meegewogen in de besluitvorming. Eiseres heeft sinds haar verblijf in Nederland een verslechterde gezondheid en is afhankelijk van de zorg van haar zoon en diens echtgenote. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om een nieuwe belangenafweging te maken, waarbij de zorgbehoefte van eiseres en de emotionele afhankelijkheid tussen haar en referent in acht moeten worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46504

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM [1] voor verblijf bij één van haar in Nederland wonende zoons.
Verweerder heeft de aanvraag in het besluit van 5 oktober 2022 (het primaire besluit) afgewezen. In het bestreden besluit van 15 november 2024 op het bezwaar is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam 1] (zoon van eiseres en tevens referent) en de gemachtigde van verweerder. Verder waren aanwezig [naam 2], echtgenote van referent en [naam 3], een andere zoon van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden

Eiseres heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [datum] 1941. Zij wenst verblijf bij haar zoon [naam 1] (referent) en zijn echtgenote [naam 2]. Eiseres verblijft sinds augustus 2021 in Nederland. Eiseres heeft medische klachten en stelt hierdoor afhankelijk te zijn van de mantelzorg die haar familieleden haar in Nederland bieden. Referent en zijn echtgenote hebben op 7 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM.
In Nederland heeft eiseres een delier gehad. Eiseres is in Nederland gediagnostiseerd met gevorderde dementie, zij is ADL-afhankelijk [2] en heeft 24-uurs-zorg nodig.
3. Met het primaire besluit is deze aanvraag afgewezen. Op 11 januari 2024 zijn eiseres, referent, zijn echtgenote en de gemachtigde van eiseres gehoord over het ingediende bezwaar.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres is geen familielid van een Turkse werknemer in de zin van afspraken die de EU met Turkije heeft gemaakt, [3] omdat zij niet heeft aangetoond dat zij ten laste komt van referent. Eiseres wordt op grond van de gemaakte afspraken dan ook niet vrijgesteld van het mvv-vereiste. Zij wordt echter wel vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat uit het advies van het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) blijkt dat bij afwezigheid van behandeling een medische noodsituatie bij eiseres wordt verwacht. Verweerder heeft de aanvraag toch afgewezen, omdat er geen sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van familieleven tussen haar en referent, nu geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. In zijn beoordeling heeft verweerder onder meer gekeken naar de financiële afhankelijkheid, emotionele afhankelijkheid en de banden met Turkije. Verder blijkt uit het BMA-advies dat bij het uitblijven van een behandeling een medische noodsituatie te verwachten valt, maar dat in het land van herkomst de benodigde behandeling aanwezig is. Ook is eiseres onder voorwaarden in staat om te reizen. Niet is aangetoond dat eiseres geen toegang heeft tot zorg(instellingen) in Turkije. Verder is niet gebleken dat eiseres voor mantelzorg geen beroep kan doen op personen die in Turkije wonen. Eiseres komt tot slot niet in aanmerking voor ambtshalve verlening van een reguliere verblijfsvergunning onder de beperking ‘medische behandeling’ of uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. [4]
Waar gaat deze zaak over?
5. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Niet in geschil is dat eiseres is vrijgesteld van het mvv-vereiste. Het gaat in deze zaak over de vraag of tussen eiseres en referent beschermenswaardig gezinsleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM. In dit kader voert eiseres aan dat wel degelijk sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Verder kan de zorg die zij nodig heeft niet door zorginstellingen, dan wel anderen, in Turkije worden overgenomen. Tot slot is onvoldoende gewicht toegekend aan de bijzondere positie van eiseres en referent als Turkse onderdanen. De banden met Nederland hadden gelet hierop anders gewogen moeten worden, aldus eiseres.
Kan eiseres de zorg die zij nodig heeft in Turkije krijgen?
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de in het BMA-advies genoemde noodzakelijke zorg in Turkije niet kan krijgen bij de door het BMA genoemde instellingen of door andere personen in Turkije. Alhoewel in beroep toelichting en uitleg is gegeven over waarom de benodigde zorg in Turkije niet beschikbaar is voor eiseres, is dit vooralsnog niet (met documenten) onderbouwd. De beroepsgrond van eiseres dat de zorg die zij nodig heeft in Turkije niet kan worden overgenomen door zorginstellingen dan wel anderen, slaagt daarom niet.
Is er sprake van beschermenswaardig familieleven?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen familieleven bestaat tussen eiseres en referent. In het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd waarom geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referent. Verweerder heeft onvoldoende de gegroeide afhankelijkheid tussen eiseres en referent betrokken. Niet in geschil is dat de gezondheid van eiseres aanzienlijk is verslechterd vanaf het moment dat zij in Nederland verblijft. Eiseres heeft gevorderde dementie, is ADL-afhankelijk en heeft 24-uurs-zorg nodig. Er is een (mantel)zorgbehoefte ontstaan als gevolg van een verslechtering van de gezondheidstoestand van eiseres die wordt ingevuld door referent en zijn echtgenote. In dit verband is van belang dat eiseres en referent gelet op deze (mantel)zorgbehoefte samenwonen. Verweerder heeft in het primaire besluit, waarnaar wordt verwezen in het bestreden besluit, daarom ook niet zonder meer kunnen concluderen dat de vaststelling dat eiseres niet altijd met haar kinderen in gezinsverband heeft samengewoond niet duidt op een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dat het huidige verblijf bij haar zoon dit evenmin anders maakt. Verweerder heeft met de overweging dat het verblijf van eiseres bij haar zoon inherent is aan het huidige verblijf van eiseres in Nederland in afwachting van deze procedure, onvoldoende de oorzaak van de samenwoning onderkend. Daarnaast heeft verweerder de invloed van deze samenwoning en de geïntensiveerde zorgtaken die referent en zijn echtgenote uitoefenen in zijn besluitvorming niet betrokken in het licht van de emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referent. Uit het dossier volgt immers duidelijk dat de al bestaande band tussen eiseres en referent en zijn echtgenote is geïntensiveerd sinds het verblijf van eiseres in Nederland. De in beroep overgelegde verklaring van referent en zijn echtgenote is hiervan een nadere onderbouwing. In de overwegingen in het kader van de banden met het land van herkomst heeft verweerder verder niet expliciet betrokken dat eiseres tien jaar lang rechtmatig in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Daarbij komt dat in de in beroep overgelegde verklaring nader is toegelicht dat eiseres in 1993 niet terug wilde naar Turkije vanwege de kinderen en kleinkinderen in Nederland, maar dat dit een beslissing was van haar man die zij moest volgen. Gelet op alle hierboven genoemde omstandigheden, in samenhang bezien, heeft verweerder ten onrechte geen beschermingswaardig familieleven aangenomen.
Conclusie
8.
Het beroep is gegrond omdat verweerder ten onrechte geen beschermenswaardig familieleven heeft aangenomen tussen eiseres en referent. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het zorgvuldigheidsvereiste van artikel 3:2 van de Awb [5] en het motiveringsvereiste van artikel 7:12 van de Awb. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan de beoordeling van de overige gronden van beroep. Verweerder heeft in het primaire besluit een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM en de uitkomst daarvan in het bestreden besluit gehandhaafd. Daarbij is echter uitgegaan van het ontbreken van een beschermenswaardig familieleven. Nu dit uitgangspunt niet juist is gebleken, zal verweerder een nieuwe belangenafweging moeten maken. Dit ligt op de weg van verweerder en daarmee is ook duidelijk dat de rechtbank geen finale beslissing kan nemen in dit geschil.
9. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van €1.814 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.ADL staat voor Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen. ADL-afhankelijkheid is afhankelijkheid bij het uitvoeren van activiteiten van het dagelijkse leven.
3.Besluit 1/80 en het aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EU-Turkije.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Algemene wet bestuursrecht.