ECLI:NL:RBDHA:2025:9125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL24.46505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke beroep inzake verblijfsvergunning voor familieleven

In deze uitspraak van 22 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, mr. B.F.Th. de Roos, geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijk beroep. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning voor familieleven op basis van artikel 8 van het EVRM, had eerder een afwijzing van deze aanvraag ontvangen van de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 5 oktober 2022, en het bezwaar hiertegen werd op 15 november 2024 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat het beroep in een andere uitspraak (zaaknummer NL24.46504) gegrond is verklaard. Hierdoor is het verzoek kennelijk ongegrond en wordt het afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens besloten dat de minister van Asiel en Migratie moet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 907, en het griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46505

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van een reguliere verblijfsvergunning voor familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen.
Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 15 november 2024 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.46504, heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek op een voorlopige voorziening betrekking heeft gegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ter hoogte van € 187 moet vergoeden. De proceskosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1)

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten van € 907;
  • bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ter hoogte van
€ 187 moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.