ECLI:NL:RBDHA:2025:9127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
C/09/678760 / HA RK 25-27
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig deskundigenonderzoek in kinderopvangtoeslagaffaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2025 een beschikking gegeven in een verzoekschrift dat strekt tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek. Verzoekers, die gedupeerden zijn van de kinderopvangtoeslagaffaire, hebben schade geleden door onrechtmatige besluiten van de Staat met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2011. De Staat heeft de aansprakelijkheid erkend en een forfaitaire compensatie toegekend, maar verzoekers hebben een aanvullende compensatie aangevraagd omdat zij van mening zijn dat de werkelijk geleden schade hoger is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2025 hebben verzoekers verzocht om deskundigenonderzoek door een psychiater en een arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het aannemen van psychiatrische klachten bij verzoekers, en dat er geen medische informatie is over hun klachten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek niet ter zake dienend is en dat zwaarwichtige redenen zich tegen toewijzing verzetten. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

De rechtbank benadrukt dat een deskundigenonderzoek alleen kan worden gelast als het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is. In dit geval was er onvoldoende bewijs van de gestelde psychische klachten en de noodzaak voor het voorgestelde onderzoek. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat als een deskundigenonderzoek zou worden gelast, verzoekers rekening moeten houden met de kosten, aangezien de Staat al een schadevergoeding heeft betaald.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/678760 / HA RK 25-27
Beschikking van 22 mei 2025
in de zaak van

1.[verzoekster](hierna: verzoekster),

2.
[verzoeker 1],
3.
[verzoeker 2],
4.
[verzoeker 3],
5.
[verzoeker 4],
allen te [woonplaats],
verzoekers,
advocaat: mr. C.L.J.A. Spiertz te Heilig Landstichting,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN FINANCIËN), te Den Haag,
verweerder,
hierna: de Staat,
advocaat: mr. H.J.S.M. Langbroek te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Verzoekers hebben een verzoekschrift ingediend dat strekt tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek. Het verzoekschrift (met producties 1 tot en met 7) is ingekomen bij Team handel op 17 januari 2025.
1.2.
Verzoekers en de Staat zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzoek. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de Staat een verweerschrift toegezonden met een bijlage.
1.3.
Op 3 april 2025 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [verzoekster], bijgestaan door mr. Spiertz voornoemd en mr. Jans;
  • mevrouw [naam] (jurist Dienst Toeslagen) namens de Staat, bijgestaan door mr. Langbroek voornoemd.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.4.
Ten slotte is een datum voor het geven van een beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Verzoekster is erkend gedupeerde van de zogenoemde kinderopvangtoeslagaffaire. Zij heeft schade geleden door onrechtmatige besluiten van de Staat met betrekking tot de vaststelling, verlaging, nihilstelling c.q. terugvordering van kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2011.
2.2.
Bij brief van 1 november 2023 heeft de Staat de aansprakelijkheid jegens verzoekster als gedupeerde van de toeslagenaffaire erkend.
2.3.
Aan verzoekster is een forfaitaire compensatie toegekend van € 87.950 op grond van (nu) artikel 2.1 Wet hersteloperatie toeslagen. Zij heeft vervolgens een aanvraag gedaan voor een aanvullende compensatie omdat de werkelijk geleden schade hoger is dan dat bedrag. Daarop is op 2 maart 2023 beslist en is een bedrag van € 50.041 toegekend. Daarnaast is aan de kinderen een bedrag uitgekeerd op basis van de kindregeling. Tegen de beslissing van 2 maart 2023 is bezwaar ingesteld, maar dat bezwaar is ingetrokken.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoekschrift strekt tot het bevelen van twee voorlopig deskundigenberichten, één door een psychiater en vervolgens één door een arbeidsdeskundige, en daarbij:
  • een door de rechtbank nader te bepalen psychiater tot deskundige te benoemen;
  • Ton van Summeren, als arbeidsdeskundige verbonden aan BSH Arbeidsdeskundig Advies, tot deskundige te benoemen;
  • de in het verzoekschrift geformuleerde vraagstellingen aan de deskundigen voor te leggen;
  • de deskundigen te verzoeken de kosten te begroten;
  • het voorschot te bepalen en te bepalen dat de Staat dit voorschot dient te deponeren ter griffie.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster voorgesteld om psychiater dr. H.L.S.M. Busard tot deskundige te benoemen.
3.2.
Verzoekers beogen dat eerst psychiatrisch onderzoek wordt gedaan per persoon om vast te stellen of sprake is van psychische klachten en of aannemelijk is dat deze klachten in causaal verband staan met de onrechtmatige besluiten en de daarmee samenhangende handelingen van de Staat. De eventueel uit die klachten voortkomende fysieke en mentale functionele beperkingen dienen zo nauwkeurig mogelijk te worden beschreven en het effect van die beperkingen op hun verdienvermogen moet vervolgens worden onderzocht door een arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige moet per persoon een beoordeling maken van het functioneren in privé, werk- en/of studiesituaties, rekening houdend met de eventueel door de psychiater vastgestelde functionele beperkingen.
Indien sprake is van enige mate van arbeidsongeschiktheid moet een actuarieel rekenkundige uiteindelijk per persoon berekenen wat de omvang is van de geleden en toekomstige inkomensschade, indien en voor zover de arbeidsdeskundige een dergelijke rapportage noodzakelijk acht. Verzoekers willen dat de civiele rechter beoordeelt of zij recht hebben op (verdere) vergoeding van hun schade door de Staat.
3.3.
De Staat heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat hij zo min mogelijk tegenover gedupeerden wil staan in procedures en daarom geen verweer voert tegen de door verzoekers gevraagde deskundigenonderzoeken. De Staat voert wel verweer tegen het verzoek om hem te belasten met het voorschot op de kosten van de deskundigen. Het bedrag dat in de bestuursrechtelijke procedure aan verzoekster is toegekend vanwege de door haar geleden werkelijke schade is voldaan en daarmee is haar schade vergoed. Aansprakelijkheid voor anderen is niet erkend en is in geschil.

4.De beoordeling

4.1.
Een voorlopig deskundigenonderzoek biedt partijen de mogelijkheid om – voorafgaand aan een eventuele bodemprocedure – een deskundig oordeel te vragen over een punt dat voor de beoordeling van hun vordering van belang is. Aan de hand van het door de deskundige uit te brengen rapport kan de partij die het onderzoek vraagt zijn proceskansen inschatten en/of zijn vordering onderbouwen. Een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek wordt toegewezen mits dat verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is, en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is alleen anders als de rechtbank oordeelt dat verzoeker daarbij geen belang heeft zoals bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek, of als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig bezwaar dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
4.2.
In deze zaak gaat het om de schade die verzoekster, haar echtgenoot en haar drie inmiddels meerderjarige kinderen stellen te hebben geleden en nog lijden ten gevolge van ten onrechte teruggevorderde bedragen aan kinderopvangtoeslag.
4.3.
Volgens het verzoekschrift staat verzoekers voor ogen dat door de voorgestelde psychiater per persoon onderzoek wordt gedaan naar de mentale gevolgen van de problemen die zijn ontstaan door de onrechtmatige besluiten en handelingen van de Staat, zodat wordt vastgesteld of sprake is van psychische klachten en of aannemelijk is dat deze klachten in causaal verband staan met de onrechtmatige besluiten en daarmee samenhangende handelingen van de Staat.
4.4.
De rechtbank heeft begrip voor het standpunt van verzoekers dat onderzoek kan uitwijzen of zij meer schade hebben geleden dan nu is vergoed. Het verzoek biedt echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat een psychiater de deskundigheid heeft om daar goed antwoord op te kunnen geven. Een psychiater kan beantwoorden of en in hoeverre verzoekers lijden aan psychiatrische ziektes en/of stoornissen en last hebben van daarmee samenhangende klachten, maar er zijn geen (onderbouwde) aanwijzingen dat daarvan bij verzoekers sprake is. Bij het verzoek is namelijk geen medische informatie gegeven en er is ook geen advies van een medisch adviseur waaruit blijkt dat een expertise door een psychiater aangewezen is. Er is ook niet gesteld of gebleken dat een van hen onder behandeling is of is geweest van een psychiater. Als het gaat om psychische klachten en – zoals verzoekers stellen – het in kaart brengen van mentale gevolgen van bepaalde gebeurtenissen, ligt onderzoek door een psycholoog wellicht meer voor de hand, maar ook daarvoor zijn (te) weinig duidelijke aanknopingspunten.
4.5.
Daarbij dat de te benoemen deskundige informatie over de medische voorgeschiedenis van verzoekers nodig heeft en voor het onderzoek zal moeten gebruiken die nu nog niet bekend is. Tijdens de zitting is daarover naar voren gekomen dat informatie vanuit de behandelend sector, zoals huisartsenjournaals en dergelijke, zo nodig door de deskundige kan worden opgevraagd, maar ook dat uit die informatie niet goed conclusies kunnen worden getrokken omdat verzoekster en haar man niet open waren over hun klachten, vanuit de angst dat dit nadelige gevolgen zou hebben. De kans is dus groot dat als een deskundige de benodigde informatie van de behandelend sector opvraagt, discussie ontstaat over de waarde daarvan en het onderzoek dan geen waardevol antwoord geeft op de voor partijen relevante vragen.
4.6.
Verder valt het de rechtbank op dat in de voorgestelde vraagstelling aan de psychiater de vraag wordt voorgelegd of het aannemelijk is dat klachten in causaal verband staan met besluiten en handelingen van de Staat. Daartegen bestaat het bezwaar dat de deskundige een juridisch oordeel geeft, terwijl het bij het deskundigenonderzoek gaat om het medische oordeel, de vraag of en in hoeverre kan worden vastgesteld of de klachten het gevolg zijn van een of meer andere gebeurtenissen. Tijdens de zitting is besproken of een medisch adviseur zich hierover had gebogen en wat zijn of haar idee hierover was. Namens verzoekers is toen aangevoerd dat als het de rechtbank verstandig voorkomt, de vraagstelling kan worden aangepast. Dat voert in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank te ver, zeker omdat naar het zich laat aanzien geen medisch advies is ingewonnen over de vraagstelling en/of de aangewezen deskundigheid.
4.7.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen als niet ter zake dienend en omdat zwaarwichtige redenen zich tegen toewijzing verzetten. Er zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die wijzen op het bestaan van psychiatrische klachten als gevolg van onrechtmatig handelen door de Staat en er is (nog) geen partijdebat over dergelijke klachten en/of de gevolgen daarvan voor verzoekers. Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag van verzoekers of sprake is van psychische klachten en wat de mentale gevolgen zijn van het handelen van de Staat lijkt onderzoek door een psycholoog eerder aangewezen. Maar ook dan geldt dat de informatie uit de behandelend sector die bij dat onderzoek zal moeten worden betrokken nog niet voorhanden is en over de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken om die reden waarschijnlijk nog discussie zal ontstaan. Er is ook geen medisch advies op grond waarvan duidelijk is welke klachten er nu spelen, wat uit de medische informatie tot nu toe naar voren komt en welke expertise precies nodig is om de gestelde schade medisch te onderzoeken en in kaart te brengen. Bij die stand van zaken leidt het gelasten van een reeks kostbare, voor verzoekers belastende en tijdrovende onderzoeken geen redelijk doel.
4.8.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat als een deskundigenonderzoek zou worden gelast, verzoekers er rekening mee moeten houden dat zij – conform de hoofdregel – daarvan zelf de kosten moeten voorschieten. De Staat heeft aan verzoekster namelijk al een bedrag aan schadevergoeding betaald waarop zij op grond van de beslissing van de bestuursrechter recht had. Het is niet uitgesloten dat die vergoeding ook de schade omvat in verband waarmee dit deskundigenverzoek is ingediend. En het is ook nog niet duidelijk dat de Staat jegens de andere verzoekers aansprakelijk is en schade moet vergoeden. In dat geval geldt de voornoemde hoofdregel.
4.9.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten van deze procedure te compenseren in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.