ECLI:NL:RBDHA:2025:9135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL24.44603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen wegens verantwoordelijkheid Duitsland

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiser, die een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie de aanvraag niet in behandeling mocht nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, geboren in 1997 en van Ugandese nationaliteit, had op 5 juli 2024 asiel aangevraagd. De rechtbank stelde vast dat Duitsland op 17 juli 2024 een verzoek om overname had geaccepteerd, nadat eiser een visum had gekregen van 7 mei tot 29 mei 2024.

Eiser was het niet eens met het besluit en voerde aan dat de overdracht naar Duitsland onterecht was, gezien zijn gezondheidstoestand en de gevolgen van zijn ervaringen in Duitsland. Hij had medische klachten, waaronder PTSS, en stelde dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met zijn situatie. De rechtbank behandelde het beroep op 1 mei 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.

De rechtbank oordeelde dat de minister zich op het BMA-advies had kunnen baseren, dat stelde dat eiser in staat was om te reizen, mits er een 'fit-to-fly' beoordeling plaatsvond. De rechtbank vond dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de overdracht naar Duitsland niet onevenredig hard was, ondanks de omstandigheden die eiser had geschetst. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44603

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 5 december 2024 stond de mondelinge behandeling van het beroep op zitting gepland. De geplande behandeling is echter komen te vervallen, omdat de rechtbank de zaak op verzoek van verweerder heeft aangehouden in afwachting van een nog uit te brengen advies van het Bureau Medische Advisering (BMA).
Op 14 februari 2025 heeft verweerder het BMA-advies overgelegd en meegedeeld dat dit advies geen aanleiding geeft voor een andersluidend besluit. Desgevraagd heeft eiser hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, de tolk [tolk] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Ugandese nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 5 juli 2024 een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] Uit het visum informatiesysteem EU-VIS is gebleken dat de Duitse autoriteiten aan eiser een visum hebben verleend, geldig van 7 mei 2024 tot 29 mei 2024. Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening heeft Nederland aan Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek geaccepteerd op 17 juli 2024.
3. Eiser is het niet eens met het besteden besluit. Eiser verwijst allereerst naar de inhoud van de zienswijze. Daarnaast voert eiser aan dat het van bijzondere hardheid getuigt om hem te laten terugkeren naar Duitsland. Ten onrechte is niet door verweerder beoordeeld wat de gevolgen van de overdracht zijn voor eisers gezondheidssituatie. Er had een BMA-advies gevraagd moeten worden. Niet dan wel onvoldoende zijn de gevolgen van de Dublinoverdracht meegewogen in het kader van een verhoogd suïciderisico. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de uitspraak van 10 oktober 2024 van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen. [2] Eiser voert verder aan dat in het overnameverzoek van verweerder ten onrechte geen melding is gemaakt van wat hem in Duitsland is overkomen. Er is daarom sprake van een ongeldig overnameakkoord. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. [3] Tot slot is niet dan wel onvoldoende de menselijke maat toegepast, het is volstrekt begrijpelijk dat eiser in zijn situatie is gevlucht naar Nederland. Van hem kan niet gevergd worden dat hij zich tot de Duitse autoriteiten wendt.
4. In beroep heeft eiser medische stukken overgelegd die voor verweerder aanleiding hebben gegeven om een advies te vragen aan het BMA. Op 12 februari 2025 is er een BMA-advies uitgebracht. Bij brief van 14 februari 2025 heeft verweerder meegedeeld dat hij in dit advies geen aanleiding ziet voor een andersluidend besluit. Eiser heeft schriftelijk op dit BMA-advies gereageerd. De rechtbank zal het BMA-advies en de nadere standpunten van partijen hierover bij haar oordeel betrekken, gelet op artikel 83a van de Vw.
5. Uit het BMA-advies volgt dat eiser pijnklachten heeft en instabiliteit van de rechterknie ervaart als gevolg van meniscusletsel met kraakbeenschade en een scheur van de voorste kruisband van de rechterknie. Daarnaast is er bij eiser sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en heeft hij slaapproblemen en klachten van somberheid en piekeren. In 2024 had eiser ook klachten van nachtmerries, suïcidale gedachten en herbelevingen. Er zijn geen aanwijzingen dat eiser nog steeds suïcidale gedachten heeft. Eiser heeft nu een meer afwachtende houding voor wat betreft de asielprocedure. Eiser ontvangt therapie van een orthopeed en krijgt binnenkort een operatieve reconstructie van de voorste kruisband van zijn rechterknie. Voor de PTSS wordt eiser behandeld door een huisarts en een praktijkondersteuner huisarts geestelijke gezondheidszorg. Hij krijg medicatie en tweewekelijkse gesprekken gericht op stabilisering. Eiser is in staat om te reizen. De BMA-arts acht het noodzakelijk dat er voor aanvang van de reis een fit-to-fly beoordeling plaatsvindt om de psychische gesteldheid van eiser te beoordelen. Ook wordt aanbevolen om een schriftelijke overdracht van de medische gegevens mee te nemen en om de medicatie te continueren tijdens de reis.
6. Eiser voert aan dat het BMA-advies niet dan wel onvoldoende inzicht geeft in de vraag of de voorgenomen overdracht aan Duitsland leidt tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. De inschatting of een asielzoeker uitvoering zal geven aan suïcidale gedachten vergt een medische beoordeling, die in dit geval niet voldoende inzichtelijk heeft plaatsgevonden. Eiser heeft in reactie op het BMA-advies een actueel en volledig medisch dossier overgelegd van de GZA. Hieruit volgt dat zijn psychische conditie in verband met de diagnose PTSS slecht is. Hij heeft recent nog suïcidale gedachten geuit die gerelateerd zijn aan het in Duitsland doorgemaakte misbruik. Tot slot kan eiser nauwelijks en slechts met krukken lopen vanwege zijn meniscusoperatie op 26 maart 2025.
7. Verweerder mag in beginsel van de juistheid van een BMA-advies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [4]
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op grond van het BMA-advies op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. In het BMA-advies is op basis van de medische gegevens – gezien de vraagstelling en de aanbevelingen van het BMA – beoordeeld wat de gevolgen van de overdracht zijn voor de gezondheidstoestand van eiser. Het BMA stelt in het advies dat voor aanvang van vertrek een “fit-to-fly” beoordeling noodzakelijk is om de psychische gesteldheid van eiser te beoordelen. Verder beveelt het BMA het volgende aan: het meenemen van een schriftelijke overdracht van de medische gegevens, het continueren van de medicatie tijdens de reis en het meenemen van voldoende medicatie om de periode van de reis te overbruggen. De rechtbank leidt uit deze aanbevelingen af dat het BMA niet alleen heeft gekeken naar de gevolgen van het fysieke vervoer, maar ook naar de gevolgen voor eisers psychische toestand. Verweerder heeft tijdens de zitting het standpunt kunnen innemen dat de overgelegde nieuwe medische informatie als reactie op het BMA-advies geen aanleiding vormt om deze nieuwe informatie voor te leggen aan het BMA. Het gaat namelijk om informatie die reeds is betrokken in het BMA-advies en informatie die niet wezenlijk anders is dan waar het BMA in de advisering al rekening mee heeft gehouden. Uit de nieuwe medische informatie blijkt dat eiser af en toe suïcidale gedachten heeft, maar dat hij geen concrete plannen heeft. Daarbij komt dat de recente verklaringen over suïcidale gedachten in het medische dossier afkomstig zijn van eiser zelf en niet bevestigd lijken te zijn door een medisch deskundige. In dit verband is tot slot van belang dat de psychische gesteldheid van eiser door middel van een “fit-to-fly” beoordeling wordt beoordeeld voorafgaand aan zijn overdracht.
9. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen melding heeft gemaakt van wat eiser in Duitsland is overkomen in het overnameverzoek waardoor er geen sprake is van een geldig overnameakkoord, volgt de rechtbank dit niet. Dit is geen omstandigheid die vermeld had dienen te worden in het overnameverzoek, omdat dit niet ziet op omstandigheden op basis waarvan wordt vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is voor het in behandeling nemen van eisers asielaanvraag. Daarbij komt dat verweerder pas nadat het overnameverzoek is verstuurd bekend werd met deze informatie. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, waar eiser naar verwijst is tot slot geen vergelijkbaar geval nu het daar ging om een verzoek waarin niet vermeld was dat de minderjarige broer van de vreemdeling nog geen beslissing op zijn asielaanvraag had verkregen.
10. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiser geschetste omstandigheden geen aanleiding vormen om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat overdracht naar Duitsland niet onevenredig hard is als gevolg van eisers gestelde ervaringen in Duitsland, seksueel misbruik en racisme, en de gevolgen daarvan. In dit verband heeft verweerder kunnen overwegen dat hoewel het betreurenswaardig is dat eiser iets dergelijks heeft meegemaakt, deze omstandigheden niet dermate bijzonder of individueel zijn. Daarbij komt dat eiser ervoor heeft gekozen om direct naar Nederland te reizen, nadat hij de kans had om weg te komen. Niet is gebleken dat voor eiser niet de mogelijkheid heeft bestaan of bestaat om zich voor bescherming te wenden tot de Duitse autoriteiten.
11. Verweerder heeft gelet op het voorgaande de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Met zaaknummer: NL24.30163.
3.Met zaaknummer: NL24.31949.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3422.