ECLI:NL:RBDHA:2025:9165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL25.20825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse vreemdeling op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die op 4 mei 2025 door de minister van Asiel en Migratie in bewaring is gesteld. Eiser heeft op 6 mei 2025 beroep ingesteld tegen deze maatregel, die ook als verzoek om schadevergoeding moet worden gezien. De rechtbank heeft de zaak op 16 mei 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de maatregel van bewaring heeft opgelegd vanwege het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. De rechtbank heeft de gronden voor de bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende zijn gemotiveerd. Eiser heeft de gronden niet betwist en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister geen lichter middel dan bewaring had hoeven opleggen, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20825

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van gestelde Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer:],
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. De minister heeft op 4 mei 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
1.1.
Eiser heeft op 6 mei 2025 tegen de maatregel van bewaring op beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2025, met behulp van telehoren, op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam. De gemachtigde van eiser is verschenen op de rechtbank in Groningen. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb [2] heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2.1.
De minister heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Verder heeft de minister overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kon worden toegepast.
2.2.
Op de zitting heeft de minister lichte grond 4b laten vallen.
3. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Handboeien
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten onrechte gebruik is gemaakt van handboeien tijdens zijn transport naar het detentiecentrum Rotterdam.
4.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat rechtmatig gebruik is gemaakt van handboeien tijdens het transport. Uit het aanvullend proces-verbaal (HV11) van 15 mei 2025 blijkt voldoende dat sprake was van gevaar voor de veiligheid van eiser, de ambtenaren of derden. [3] In dit proces-verbaal wordt namelijk verwezen naar de e-mail van de DT&V [4] van 1 mei 2025, waaruit blijkt dat eiser die ochtend bij herhaling had aangegeven zelfmoord te zullen plegen als hij naar het detentiecentrum Rotterdam zou worden gebracht. Daarbij maakte hij een gebaar alsof hij zijn keel doorsneed. Eiser is daarna op advies van PMO [5] in een isoleercel geplaatst. Daarnaast wordt in het aanvullend proces-verbaal verwezen naar de motivering in de maatregel, waarin is opgenomen dat eiser op 30 januari 2025 tijdens een incident een agressieve toon tegenover politieambtenaren hanteerde, doodsverwensingen uitte en een politieagent in het gezicht heeft gespuugd. Om deze redenen heeft de DT&V beveiligd vervoer aangevraagd.
Grondslag
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Eiser heeft namelijk geen rechtmatig verblijf. Op 2 oktober 2024 heeft eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd gekregen, en op 17 maart 2025 is aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit voor Marokko opgelegd. Deze besluiten zijn alle nog geldig.
Gronden
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde zware en lichte gronden niet heeft betwist. Ook ambtshalve toetsend ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de gronden de maatregel van bewaring niet kunnen dragen. Alle in de maatregel genoemde zware en lichte gronden, voor zover ter zitting gehandhaafd, zijn feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Er bestaat dan ook voldoende grond voor het standpunt van de minister dat er een risico op onttrekking bestaat en dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank laat de beoordeling van de rechtmatigheid van zware grond 3f daarom onbesproken.
Lichter middel
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht geen aanleiding heeft gezien om aan eiser een lichter middel dan de maatregel van bewaring op te leggen. In dit kader acht de rechtbank van belang dat, zoals hiervoor is overwogen, de gronden de maatregel kunnen dragen en dat daarmee het risico op onttrekking is gegeven. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding had moeten zien eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen. De enkele stelling van eiser dat de bewaring hem zwaar valt en dat hij bereid is zich te houden aan een meldplicht, is hiervoor onvoldoende.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de medische omstandigheden van eiser kenbaar zijn gemaakt en voldoende zijn betrokken bij de oplegging van de maatregel. De minister heeft aangegeven dat het detentiecentrum een medische dienst heeft die een intake doet, de zorgbehoefte beoordeelt en daarop voorziet. Indien noodzakelijke zorg niet binnen het centrum kan worden verleend, kan eiser worden overgeplaatst naar een regulier ziekenhuis, een penitentiair psychiatrisch centrum of een gesloten gezondheidsinstelling. Bij dreigend suïcidegevaar is een beveiligde zorgafdeling met cameratoezicht beschikbaar; indien noodzakelijk kan eiser worden geplaatst in een observatiecel met continu toezicht. Bovendien is eiser op 8 mei 2025 vanwege hartklachten naar de spoedeisende hulp van het Vlietland Ziekenhuis vervoerd en dezelfde dag teruggebracht. Uit de medische informatie van het ziekenhuis zijn geen bijzonderheden gebleken. De medicatie van eiser is aangepast en hij is nadrukkelijk geadviseerd deze correct te gebruiken. Hiermee wordt bevestigd dat de medische zorg voldoende wordt gewaarborgd.
Voortvarendheid
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De minister heeft op de derde dag van de inbewaringstelling, namelijk op 6 mei 2025, aan de zaaksofficier gevraagd of er bezwaar bestond tegen de voorgenomen uitzetting van eiser, waarna een dag later, op 7 mei 2025, een vertrekgesprek met eiser is gevoerd. Verder is al voorafgaand aan de inbewaringstelling, op 17 februari 2025, een aanvraag voor een lp [6] ingediend bij de vertegenwoordiging van Marokko. Daarnaast is op
9 mei 2025 een vlucht voor eiser aangevraagd en is op 14 mei 2025 een aanvraag voor escorts naar de Koninklijke Marechaussee verzonden.
8.1.
De stelling van eiser dat hij Algerijn is en dat het niet opstarten van het lp-traject bij Algerije betekent dat de minister onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, wordt niet gevolgd. De minister beschikte over voldoende concrete aanwijzingen dat eiser de Marokkaanse nationaliteit bezit, gelet op de beschikbare kopieën van een Marokkaans paspoort en identiteitsbewijs met zijn foto. Bovendien hebben de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit van eiser inmiddels bevestigd. Het stond de minister, gezien de aanknopingspunten, vrij om de uitkomsten van het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten af te wachten. Van onvoldoende voortvarend handelen is geen sprake. Bovendien heeft eiser tot op heden geen enkel document overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde Algerijnse nationaliteit.
Zicht op uitzetting
9. De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting naar Marokko niet ontbreekt. breekt. De rechtbank wijst op de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2025, waarin de Afdeling nogmaals heeft geoordeeld dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen bestaat. [7] De rechtbank ziet ook ten aanzien van eiser persoonlijk geen aanleiding om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Hoewel eiser stelt geen documenten te hebben en daarom betoogt dat zicht op uitzetting niet kan worden verwacht, is op 9 mei 2025 de nationaliteit van eiser door de autoriteiten van Marokko bevestigd en is op 12 mei 2025 een lp afgegeven.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Strating, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Zoals bedoeld in artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
4.Dienst Terugkeer en Vertrek.
5.Preventief Medisch Onderzoek.
6.Laissez-passer.
7.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:219.