ECLI:NL:RBDHA:2025:9186
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een asielaanvraag van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.P.R. Peeters, die zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. L. Hartog, had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-regelgeving.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 april 2025 behandeld, samen met een andere zaak (NL25.13011). In de uitspraak van dezelfde dag in die andere zaak is besloten dat de aanvraag van de verzoeker niet in behandeling genomen hoeft te worden, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 18 april 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.