ECLI:NL:RBDHA:2025:9188
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R. Hijma, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. L. Hartog, had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag volgens de Dublin-regelgeving.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 april 2025 behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, E. Battalogle. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat er al een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL25.12563) die verband hield met het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 april 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.