ECLI:NL:RBDHA:2025:9193
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening
Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening (vovo) in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, had op 10 juni 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tegelijkertijd had hij op 4 juni 2024 in Kroatië een aanvraag om asiel ingediend. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, heeft op 4 juli 2024 een claimverzoek ingediend bij de Kroatische autoriteiten op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De Kroatische autoriteiten hebben dit verzoek op 18 juli 2024 geaccepteerd, waardoor de minister de asielaanvraag in Nederland niet in behandeling heeft genomen en de verzoeker binnen zes maanden aan Kroatië moet worden overgedragen.
Echter, de minister heeft de overdrachtstermijn van zes maanden verlengd met achttien maanden door een besluit op 14 januari 2025, omdat de verzoeker ondergedoken was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 9 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was. In een eerdere uitspraak, zaaknummer NL25.4551, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. van Rossum, en is openbaar gemaakt op 20 mei 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.