ECLI:NL:RBDHA:2025:92

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
NL24.25568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en gevolgen voor beroep

In deze zaak heeft eiser op 21 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die hij op 19 februari 2023 had ingediend. De rechtbank heeft op 9 december 2024 een besluit genomen waarbij de asielaanvraag van eiser is ingewilligd. Eiser werd gevraagd of dit besluit aanleiding gaf om het beroep in te trekken, maar hij heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser eindigde op 19 mei 2024, na een verlenging door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. Aangezien de asielaanvraag op 9 december 2024 is ingewilligd, is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen belang meer was bij een inhoudelijke beoordeling.

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50, omdat verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 januari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Coene),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 21 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 19 februari 2023.
Bij besluit van 9 december 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft eiser gevraagd of dit besluit voor hem aanleiding vormt het beroep in te trekken. Eiser heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 19 februari 2023 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 19 augustus 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [2] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser is geëindigd op 19 mei 2024. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn was verstreken.
3. Ingevolge artikel 6:20 van de Awb kan een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking hebben op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. Bij besluit van 9 december 2024 heeft verweerder de asielaanvraag ingewilligd, zodat aan het beroep van eiser geheel is tegemoet gekomen. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit valt af te leiden dat er nog belang is bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Om deze reden zal het beroep kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van eiser heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig eurocent).
Deze uitspraak is gedaan op 3 januari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
4.Vreemdelingenwet 2000.