Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 907,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van verzoekers, die mede namens hun minderjarige kinderen optraden. De aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd waren door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 april 2025 behandeld, waarbij verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummers NL25.15432 en NL25.15434), een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft hij de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Wel heeft de voorzieningenrechter de Minister van Asiel en Migratie veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 907,-. Dit bedrag is gebaseerd op de samenhangende zaken en de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat verzoekers geen extra vergoeding krijgen voor de proceskosten die al in het kader van het beroep zijn toegekend.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.