Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, omdat de minister aan Bulgarije garanties moet vragen voor eisers. Dat betekent dat de rechtbank de bestreden besluiten vernietigt en de minister opdracht geeft om in het licht van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om overname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eisers voeren aan dat de minister gebruik heeft gemaakt van een standaard voornemen waarbij geen aandacht is geweest voor hun situatie. Daarbij komt dat het voornemen is uitgebracht voordat [minderjarige 3] zijn bezwaren kenbaar kon maken in een aanmeldgehoor. Dit is volgens eisers onzorgvuldig en in strijd met het motiveringsbeginsel.
6. De rechtbank volgt eisers hierin niet. De rechtbank ziet dat [minderjarige 3] eerst een voornemen heeft ontvangen en daarna pas is gehoord. Dat is echter niet onzorgvuldig in dit geval, omdat [minderjarige 3] vóór het gehoor een uitnodiging heeft ontvangen voor een gehoor, maar niet is verschenen. De enkele betwisting op de zitting van de ontvangst van de uitnodiging voor het gehoor, leidt niet tot een ander oordeel. Daarnaast heeft de minister kunnen volstaan met het voornemen zoals dat is gedaan in deze zaken. Het voornemen is een voorbereidingshandeling en dient als aankondiging van wat de minister van plan is te gaan beslissen, namelijk het niet in behandeling nemen van eisers hun asielaanvragen en de voorgenomen overdracht aan de Bulgaarse autoriteiten. In het voornemen zijn de dragende overwegingen daarvoor opgenomen. Vervolgens zijn eisers in de gelegenheid gesteld om in hun zienswijze hierop te reageren. In de besluiten is de minister ingegaan op alle relevante elementen die tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen heeft geleid en de minister heeft daarbij de verklaringen van eisers en wat zij in hun zienswijze hebben aangevoerd, kenbaar betrokken. De rechtbank verwijst verder in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 april 2025 waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat deze werkwijze van de minister niet onzorgvuldig is.2 De beroepsgrond slaagt niet.
Geen overdracht zonder aanvullende garanties
7. Eisers stellen dat zij bij overdracht aan Bulgarije risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Hiertoe voeren eisers aan dat zij geen opvang en bescherming zullen krijgen in Bulgarije. Zij hebben een visum voor gezinshereniging met de echtgenoot van eiseres die zich in Bulgarije bevindt. Daardoor zullen zij geen opvang krijgen, maar moeten zij zich bij hem vestigen. Dit is echter geen optie, omdat zij slachtoffers van huiselijk geweld door de echtgenoot van eiseres zijn. Om die reden zijn zij met hun visum niet naar Bulgarije gegaan, maar naar Nederland om asiel aan te vragen. Eisers vrezen dan ook extra voor hereniging met de echtgenoot door deze actie. Gelet daarop kan de minister niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan voor Bulgarije. Ook doen eisers een beroep op het arrest Tarakhel3. De minister dient te inventariseren of er rekening moet worden gehouden met de opvang en bescherming voor eisers na overdracht, door garanties te vragen. Tot slot vragen eisers de minister om de asielaanvragen naar zich toe te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3 Arrest van het EHRM van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
8. De rechtbank stelt voorop dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van Bulgarije mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling in de uitspraken van 22 juli 20244 en 19 augustus 20245 nog bevestigd. Het is daarom in beginsel aan eisers om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Bulgarije, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Bulgaarse autoriteiten, een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 Handvest.
9. De rechtbank stelt vast dat eisers in dit verband niet zozeer wijzen op structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem van Bulgarije, maar dat zij aanvoeren dat zij een reëel risico lopen vanwege hun persoonlijke situatie. De rechtbank geeft eisers hierin gelijk, in die zin dat de minister in het licht van eisers situatie garanties moet vragen aan Bulgarije. De rechtbank licht dat toe.
10. De rechtbank overweegt dat eisers kunnen worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Tarakhel. In dit arrest heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hierover het volgende overwogen:
“119. This requirement of “special protection” of asylum seekers is particularly important when the persons concerned are children, in view of their specific needs and their extreme vulnerability. This applies even when, as in the present case, the children seeking asylum are accompanied by their parents (see Popov, cited above, § 91). Accordingly, the reception conditions for children seeking asylum must be adapted to their age, to ensure that those conditions do not “create ... for them a situation of stress and anxiety, with particularly traumatic consequences” (see, mutatis mutandis, Popov, cited above, § 102). Otherwise, the conditions in question would attain the threshold of severity required to come within the scope of the prohibition under Article 3 of the Convention.”
11. Hieruit volgt dat het EHRM met name asielzoekende minderjarigen, ook als zij in het gezelschap verkeren van hun ouder(s), in beginsel als bijzonder kwetsbaar beschouwt. Dit geldt dus voor [minderjarige 3] en de twee andere minderjarige kinderen van eiseres. In het arrest wordt daarnaast verwezen naar het arrest Popov6 waarin aansluiting wordt gezocht bij de definitie van kwetsbare personen in de Opvangrichtlijn. Daaruit volgt dat met kwetsbare personen onder meer wordt gedoeld op personen met mentale stoornissen en personen die ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan. De rechtbank vindt voldoende aannemelijk dat daarvan sprake is. Eisers hebben eenduidige verklaringen afgelegd over de langdurige mishandeling door de echtgenoot van eiseres. Ook zijn eisers niet met hun visum naar Bulgarije gereisd om te herenigen met de echtgenoot, maar zijn zij naar Nederland gereisd om asiel aan te vragen. De minister heeft het huiselijk geweld in het besluit niet aannemelijk genoemd, maar heeft dit punt op de zitting niet betwist. Dit alles maakt dat de rechtbank niet onaannemelijk acht dat er in het gezin sprake is van huiselijk geweld. Dat hiervan geen documenten kunnen worden overgelegd, maakt dit niet anders. Eiseres en haar kinderen vallen onder de definitie van kwetsbare personen. Omdat de minister in het besluit heeft gesteld dat geen sprake is van bijzondere kwetsbaarheid, is de motivering van het besluit in zoverre niet deugdelijk.
6 ECLI:CE:ECHR:2012:0119JUD003947207.
12. Verder heeft de minister onvoldoende gemotiveerd en onderzocht dat eisers zonder het verkrijgen van aanvullende garanties in Bulgarije adequate zorg- en opvangvoorzieningen zullen kunnen krijgen. Eisers hebben een visum voor Bulgarije dat geldig is tot 5 juni 2025. De rechtbank vindt onvoldoende duidelijk geworden wat de betekenis van dit visum zal zijn als eisers worden overgedragen aan Bulgarije. Dit is door de minister niet nader onderzocht. De enkele stelling van de minister op de zitting dat een nieuwe asielaanvraag van eisers in behandeling zal worden genomen, vindt de rechtbank – gelet op het feit dat zij nog een geldig visum en dus rechtmatig verblijf hebben in Bulgarije – onvoldoende. Daarmee is bovendien onvoldoende duidelijk of eisers wel aanspraak maken op de daarbij horende opvangvoorzieningen of dat zij zich dienen te vestigen bij de echtgenoot van eiseres. Ter zitting heeft de minister gezegd dat eisers opvang zullen krijgen en zich in Bulgarije tot de autoriteiten kunnen wenden voor bescherming in hun situatie, maar zij heeft niet nader kunnen toelichten op welke wijze daar in de praktijk uitvoering aan wordt gegeven en in welke mate dat voldoende waarborg biedt voor (de veiligheid van) eisers in Bulgarije. Daar komt bij dat de minister in het claimverzoek van 29 januari 2025 aan de autoriteiten van Bulgarije geen melding heeft gemaakt van de verklaringen van eisers over het ondervonden huiselijk geweld. Nu eisers bijzonder kwetsbaar zijn en sprake is van een bijzondere situatie waarbij de minister niet heeft kunnen uitsluiten dat eisers met de echtgenoot van eiseres zullen worden herenigd in Bulgarije, had van de minister een meer actieve houding verwacht mogen worden. De minister kan er niet zonder meer van uitgaan dat eisers bij overname niet opnieuw terecht komen in een situatie waar zij slachtoffer worden van huiselijk geweld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om te bepalen dat de minister om aanvullende garanties dient te vragen bij de autoriteiten van Bulgarije alvorens de overdracht naar Bulgarije van eisers plaatsvindt. De rechtbank acht daarbij van belang dat de minister aan de autoriteiten van Bulgarije verzoekt of er adequate opvang is voor eisers in Bulgarije, waarbij de veiligheid binnen de mogelijkheden wordt gewaarborgd, zodat zoveel als mogelijk kan worden voorkomen dat eisers opnieuw slachtoffers worden van huiselijk geweld.
13. Gelet op dit oordeel, zijn de beroepen gegrond. De rechtbank vernietigt de besluiten. De minister zal nieuwe besluiten moeten nemen, waarbij zij deze uitspraak in acht neemt. Daarbij zal de minister ook een nieuwe beoordeling moeten maken in verband met het beroep van eisers op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.