ECLI:NL:RBDHA:2025:9222
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de verzoeker op 6 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 maart 2025 afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak met nummer NL25.10348, waarin het beroep van de verzoeker is behandeld. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. van Rossum. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 mei 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.