ECLI:NL:RBDHA:2025:9222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL25.10349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de verzoeker op 6 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 maart 2025 afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.

De voorzieningenrechter heeft op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak met nummer NL25.10348, waarin het beroep van de verzoeker is behandeld. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. van Rossum. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 mei 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10349
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),

en
de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

1. Verzoeker heeft op 6 februari 2025 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met het bestreden besluit van 4 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van het beroep, op 9 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.10348, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.J. van Rossum, griffier.
zaaknummer: NL25.10349 2
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 mei 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.