ECLI:NL:RBDHA:2025:9225
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, met zaaknummer NL25.11191, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.