ECLI:NL:RBDHA:2025:9226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
09/842330-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Marktplaatsoplichtingen en computervredebreuk met identiteitsfraude en gewoontewitwassen

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere delicten, waaronder oplichting, computervredebreuk, gewoontewitwassen en identiteitsfraude. De verdachte, geboren in 1996, heeft in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 samen met anderen op een geraffineerde manier slachtoffers benaderd via Marktplaats. Hierbij werd gebruik gemaakt van valse identiteiten en werd geprobeerd om bankgegevens en identificerende persoonsgegevens van de slachtoffers te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een herkenbare modus operandi volgden, waarbij slachtoffers werden misleid om hen te laten geloven dat zij met bonafide kopers te maken hadden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 205 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 30 uren. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij in totaal meer dan 49.500 euro aan schadevergoeding is geëist. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/842330-18
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .
Inhoudsopgave
1. Het onderzoek ter terechtzitting 5
2. De tenlastelegging 5
3. De bewijsbeslissing 5
3.1. Inleiding: onderzoek Leymus, zaaksdossiers 5
3.2. Het standpunt van de officier van justitie 6
3.3. Het standpunt van de verdediging 6
3.4. Partiële vrijspraak voor feit 1, 3, 5 en 6: zaaksdossier 1 en 14 6
3.5. Gebruikte bewijsmiddelen 7
3.6. Bewijsoverwegingen 7
3.6.1. Modus operandi 7
3.6.1.1. Overeenkomsten verklaringen van slachtoffers8
3.6.1.2. Tussenconclusie 1: modus operandi9
3.6.2. Kwalificatie handelingen feit 5: oplichting 9
3.6.2.1. Het aannemen van een valse naam10
3.6.2.2. Het aannemen van een valse hoedanigheid10
3.6.2.3. Listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels10
3.6.2.4. Tussenconclusie 2: oplichting11
3.6.3. Gebruikte telefoons / IMEI-nummers 11
3.6.3.1. Voorkant11
3.6.3.2. Achterkant11
3.6.3.3. Gebruikers van de IMEI-nummers12
3.6.3.4. Tussenconclusie 3: gebruiker telefoons13
3.6.4. Medeplegen van handelingen per zaaksdossier 13
3.6.5. Conclusie 14
3.7. De bewezenverklaring 14
4. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde 18
5. De strafbaarheid van de verdachte 18
6. De strafoplegging 18
6.1. De vordering van de officier van justitie 18
6.2. Het standpunt van de verdediging 18
6.3. Het oordeel van de rechtbank 18
Ernst van het feit18
Proceshouding19
Strafblad19
Redelijke termijn19
Conclusie19
7. De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel 20
7.1 Het standpunt van de officier van justitie 23
7.2 Het standpunt van de verdediging 23
7.3 Het oordeel van de rechtbank 23
(Deels) niet-ontvankelijk23
Materiële schade24
Immateriële schade24
Wettelijke rente (alle vorderingen)25
Hoofdelijke aansprakelijkheid - zaaksdossiers 2 tot en met 925
Schadevergoedingsmaatregel en gijzeling25
8. De inbeslaggenomen voorwerpen 26
8.1. De vordering van de officier van justitie 26
8.2. Het standpunt van de verdediging 26
8.3. Het oordeel van de rechtbank 26
9. De toepasselijke wetsartikelen 26
10. De beslissing 27
het ten laste gelegde27
de vordering van de benadeelde partijen;28
niet-ontvankelijk28
gehele toewijzing (deels hoofdelijk)28
gedeeltelijke toewijzing (deels hoofdelijk)30
betaling door een derde31
schadevergoedingsmaatregelen en gijzeling31
de inbeslaggenomen goederen;32
Bijlage I Tekst tenlastelegging 34
Bijlage II: Bewijsmiddelenoverzicht 38
Zaaksdossier 2 / ZD 238
Zaaksdossier 3 / ZD 339
Zaaksdossier 4 / ZD 439
Zaaksdossier 5 / ZD 540
Zaaksdossier 6 / ZD 642
Zaaksdossier 7 / ZD 742
Zaaksdossier 8 / ZD 843
Zaaksdossier 9 / ZD 944
Zaaksdossier 12 / ZD 1244
Zaaksdossier 13 / ZD 1345
Zaaksdossier 15 / ZD 1547
Algemeen48

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 11 februari 2019 (pro forma), 9 april 2024 (regie), 17 april 2025 en 18 april 2025 (inhoudelijke behandeling). Op 16 mei 2025 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.R. Koenders en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. D. Bektesevic naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 schuldig heeft gemaakt aan:
medeplegen van het gebruik maken van identificerende persoonsgegevens van een ander;
medeplegen van computervredebreuk;
medeplegen van oplichting;
medeplegen van (gewoonte)witwassen;
medeplegen van oplichting;
medeplegen van diefstal met valse sleutel van geldbedragen.
De volledige tekst van de – op de terechtzittingen van 9 april 2024 en 18 april 2025 gewijzigde – tenlastelegging staat in bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding: onderzoek Leymus, zaaksdossiers
Vanaf 6 januari 2018 zijn er meerdere aangiftes van identiteitsfraude en fraude met betaalproducten binnengekomen bij de politie. Naar aanleiding hiervan werd op 1 mei 2018 het onderzoek Leymus gestart. Dit betreft een onderzoek naar oplichtingspraktijken. In het procesdossier van onderzoek Leymus bevinden zich aangiftes van een groot aantal slachtoffers. Uit het onderzoek komt volgens de politie een beeld naar voren waarbij telkens door middel van listige kunstgrepen toegang is verkregen tot de bankrekeningen van de slachtoffers en/of is gebruik gemaakt van hun identiteitsgegevens. Van sommige slachtoffers zijn de identiteitsgegevens gebruikt; bij anderen zijn bedragen van hun bankrekening afgeschreven. Met deze geldbedragen werden in veel gevallen weer andere goederen gekocht.
Het onderzoek Leymus is te onderscheiden in vijftien pleegperiodes, die elkaar grotendeels opvolgen. Ieder zaaksdossier heeft betrekking op een van die periodes, en per zaaksdossier is telkens één valse identiteit (van een van de slachtoffers) gebruikt:
Zaaksdossier periode van tot gebruikte valse identiteit
1: 6 januari 2018 3 februari 2018 [naam 1]
2: 12 februari 2018 18 mei 2018 [naam 2]
3: 19 mei 2018 25 mei 2018 [naam 3]
4: 27 mei 2018 12 juni 2018 [naam 4]
5: 15 juni 2018 28 juni 2018 [naam 5]
6: 20 juli 2018 31 juli 2018 [naam 6]
7: 6 augustus 2018 17 augustus 2018 [naam 7]
8: 11 september 2018 24 september 2018 [naam 8]
9: 10 september 2018 19 september 2018 [naam 9]
10: 11 oktober 2018 12 oktober 2018 [naam 10]
11: 15 oktober 2018 18 oktober 2018 [naam 11]
12: 27 mei 2018 16 augustus 2018 [naam 12]
13: 15 oktober 2018 26 oktober 2018 [naam 13]
14: 29 oktober 2018 30 oktober 2018 [naam 14]
15: 4 september 2018 7 september 2018 [naam 15]
In het onderzoek Leymus zijn verschillende personen als verdachte naar voren gekomen, onder wie:
[medeverdachte 1] (hierna:
[medeverdachte 1]),
[medeverdachte 2] (hierna:
[medeverdachte 2]),
[verdachte] (hierna:
[verdachte]) en
[medeverdachte 3] (hierna:
[medeverdachte 3]).
Waar hierna wordt verwezen naar
de verdachten, wordt daarmee bedoeld: alle personen (ook hier niet genoemde personen) die betrokken zijn geweest bij de hierna te beschrijven oplichtingshandelingen. Waar specifiek verdachte in deze zaak wordt bedoeld, wordt hij met zijn naam aangeduid.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten voor zover deze betrekking hebben op zaaksdossier 14 en tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten voor zover deze betrekking hebben op de zaaksdossiers 2 tot en met 9, 12, 13 en 15.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (partiële) vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten voor zover deze betrekking hebben op de zaaksdossiers waarin geen directe link bestaat met de verdachte. Wat betreft de tenlastegelegde feiten die zien op zaaksdossiers 8, 12 en 13 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden bewezenverklaard. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.4.
Partiële vrijspraak voor feit 1, 3, 5 en 6: zaaksdossier 1 en 14
De rechtbank is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de feiten voor zover zij betrekking hebben op de zaaksdossiers 1 en 14 niet wettig en overtuigend zijn bewezen. Hoewel gebruik is gemaakt van eenzelfde modus operandi, ontbreken voldoende aanknopingspunten waaruit de betrokkenheid van de verdachte in die dossiers blijkt.
Voor de handelingen die betrekking hebben op deze zaaksdossiers zal dan ook partiële vrijspraak volgen.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6.
Bewijsoverwegingen
3.6.1.
Modus operandi
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachten zich telkens schuldig hebben gemaakt aan (in grote lijnen) hetzelfde samenstel van strafbare feiten. De specifieke werkwijze zoals die uit het dossier volgt, laat zich als volgt samenvatten:
A. de “voorkant”
Stap 1: bemachtigen valse identiteit
Om de volgende stappen te kunnen zetten, hebben de verdachten telkens slachtoffers benaderd onder een valse identiteit. Dit gebeurde met behulp van identiteitsgegevens van een persoon die eerder was benaderd op een gelijkaardige manier als in stap 2 (zie hierna).
De valse identiteit werd meermaals gebruikt; ieder zaaksdossier bevat meerdere gevallen van oplichting, waarbij in elk van de gevallen de slachtoffers zijn benaderd met dezelfde valse identiteit. (In een ander zaaksdossier werd telkens een andere valse identiteit gebruikt.)
Stap 2: bemachtigen bankgegevens, inloggen in bankomgeving slachtoffer, overmaken geld
Het slachtoffer, dat een advertentie op Marktplaats heeft geplaatst om bijvoorbeeld een telefoon te verkopen, wordt via Whatsapp benaderd door een geïnteresseerde koper (een van de verdachten). Die koper maakt gebruik van een valse identiteit, die (zie stap 1) is ontvreemd van een ander slachtoffer. Nadat overeenstemming is bereikt over de prijs, geeft de koper aan dat hij eerder is opgelicht. De koper vraagt daarom aan het slachtoffer om mee te werken aan een identificatieverificatie, waarbij de koper een foto stuurt van een bankpas en rijbewijs, (een valse identiteit). Dit om het vertrouwen van het slachtoffer te winnen. Tevens vraagt de koper aan het slachtoffer om een foto van zijn bankpas en kopie ID (rijbewijs of paspoort) te sturen. Daarmee heeft de koper de gegevens (bankrekeningnummer, pasnummer, identiteitsgegevens en kopie ID) van het slachtoffer in handen.
Op deze manier werd dus een nieuwe valse identiteit bemachtigd. In sommige gevallen werd die valse identiteit weer gebruikt om anderen te benaderen; in die gevallen is deze handeling dus op haar beurt aan te merken als een nieuwe stap 1, voor nieuwe gevallen.
Vervolgens (en dit is weer onderdeel van stap 2) maakt de koper de verkoper wijs dat hij een zakelijke rekening heeft. Een zakelijke overboeking gaat net iets anders dan een particuliere overboeking. Het slachtoffer moet daarom de overboeking bevestigen op de digitale betaalomgeving van zijn of haar bank. De koper legt het slachtoffer de verschillende stappen uit, waarna het slachtoffer – in de veronderstelling dat hij of zij dit doet ter bevestiging van de overboeking – een bevestigingscode (afkomstig van de website van de bank) aan de koper doorgeeft. In werkelijkheid gebruikt de koper de bank- en identiteitsgegevens van het slachtoffer en de bevestigingscode om zijn eigen telefoon te koppelen aan de bankrekening. Hiermee krijgt de koper toegang tot de bankrekening van het slachtoffer, zonder dat deze zich hier bewust van is. De koper maakt vervolgens een of meerdere bedragen van deze bankrekening over naar verschillende andere bankrekeningnummers.
B. de “achterkant”
Stap 3: omzetten geld in goederen (telefoons, TOTO-formulieren)
De bankrekeningnummers waar het geld naar wordt overgemaakt, behoren telkens toe aan weer andere slachtoffers, die eveneens te goeder trouw een advertentie hebben geplaatst om een goed te verkopen op Marktplaats. Door de koper worden met het ‘gestolen’ geld bij deze slachtoffers (dure) goederen (grotendeels telefoons) aangekocht en op diverse plaatsen in Nederland opgehaald door verschillende personen.
Door de geldbedragen niet over te schrijven naar een eigen rekening, maar daar andere goederen van te kopen, werd het spoor naar de verdachten moeilijker te volgen, zo begrijpt de rechtbank.
Vanaf september 2018 (zaaksdossiers 9, 10,11, 13 en 14) is de werkwijze veranderd in die zin dat er geen goederen meer worden aangekocht met het geld van de slachtoffers, maar dat er met het geld direct bij verschillende winkels via pin wordt betaald voor de aankoop van onder meer sigaretten en gokproducten (TOTO-formulieren). Bij deze werkwijze zijn de onderstaande stappen 4 en 5 niet van toepassing.
Stap 4: gebruiker telefoon
In een aantal gevallen is gebleken dat de onder stap 3 gekochte telefoon in gebruik is genomen door een van de verdachten.
Stap 5: telefoon doorverkocht
In andere gevallen is gebleken dat de onder stap 3 gekochte telefoon is doorverkocht.
3.6.1.1. Overeenkomsten verklaringen van slachtoffers
Er is veel overeenkomst tussen de (meer dan honderd) aangiftes en verklaringen van de slachtoffers.
Zo heeft de koper zich in ieder zaaksdossier (meermaals) voorgedaan als telkens dezelfde persoon. Dit betrof: [naam 1] (
zaaksdossier 1), [naam 2] (
zaaksdossier 2), [naam 3] (
zaaksdossier 3), [naam 4] (
zaaksdossier 4), [naam 5] (
zaakdossier 5), [naam 6] (
zaakdossier 6), [naam 7] (
zaaksdossier 7), [naam 8] (
zaaksdossier 8), [naam 9] (
zaaksdossier 9), [naam 10] (
zaaksdossier 10)
,[naam 11] (
zaaksdossier 11), [naam 12] (
zaaksdossier 12), [naam 13] (
zaaksdossier 13) en [naam 14] (
zaaksdossier 14).
Per zaaksdossier is dus telkens gebruik gemaakt van dezelfde valse identiteit om meerdere personen te benaderen.
Ook werden overeenkomstige (valse) adressen door de koper doorgegeven (onder meer [adres 2] , [postcode 2] [plaats 1] , [adres 3] , [postcode 3] [plaats 2] , en [adres 4] te [plaats 3] ), en is er gebruik gemaakt van gelijkluidende teksten op WhatsApp. In de WhatsApp-gesprekken tussen de slachtoffers en de koper werden door de koper vaak deze teksten gebruikt:
“Alleen heb ik wel nog een laatste vraag, ik ben vorige week opgelicht voor €850 bij de aankoop van een iPhone x en dus nu ben ik extra voorzichtig geworden met marktplaats aangezien ik aangifte heb gedaan en ik mijn geld nog niet terug heb, zou je misschien een fotokopie kunnen maken van je bankpas dan weet ik dat jij de rechtmatige eigenaar bent aangezien diegene die mij opgelicht had een bankpas gebruikte van een kattenvanger. Dan stuur ik ook gelijk een fotokopie van die van mij.”
“Topper ga het nu gelijk overmaken! Heb je zelf een computer of laptop bij de hand om in te kunnen loggen op ING om de betaling te bevestigen aangezien ik bij ING zakelijk(heb een eigen bedrijf) zit en zakelijk bankieren net iets anders gaat als een particuliere overboeking. weet niet of je zelf bekend bent met zakelijk bankieren?”
“Het bedrag is overgemaakt. Als je naar beneden scrollt op de site zie je mobiel bankieren rechts staan. Als 3e in de rij. Daar druk je dan op, vervolgens staat er iphone 5c activeren...(overgemaakt via zakelijk mobiel bankieren). Daarna drukt uw op volgende en vervolgens tancode invoeren(onthoud goed die is strikt persoonsgebonden en alleen voor u!). Na het invoeren van de tancode ziet u een bevestigingsnummer. Die voer ik in en zo is de zakelijke betaling bevestigd. Het bedrag wordt dan direct bijgeschreven. (..) Zijn 6 cijfers (..) Top, als je die dan doorgeeft bevestig ik de betaling gelijk”
Daarnaast verklaren de slachtoffers die te goeder trouw goederen aan de koper hebben verkocht, dat zij veelal benaderd werden door een telefoonnummer met een profielfoto van een dame met blond krullend haar of een profielfoto van drie mannen in het uitgaansleven, onder wie [naam 16] (bekend van tv). Zij waren in de veronderstelling dat zij spraken met deze dame, dan wel met een man genaamd ‘ [naam 17] ’. Van deze dame of ‘ [naam 17] ’ kreeg de verkoper telkens te horen dat een vriend de gekochte telefoon zou komen ophalen, waarna zij in veel gevallen de goederen meegaven aan de vriend, die zich voordeed als ‘ [naam 18] ’.
Ten slotte zijn de slachtoffers benaderd door (veelal) dezelfde telefoonnummers, welke grotendeels gebruik maakten van dezelfde IMEI-nummers. Over het gebruik van deze telefoonnummers komt de rechtbank verderop in het vonnis te spreken.
3.6.1.2. Tussenconclusie 1: modus operandi
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een herkenbare, specifieke en gelijksoortige modus operandi, die uniek en onderscheidend is. Voor zover de dader niet telkens dezelfde persoon was, werden kennelijk gegevens uitgewisseld (ID-gegevens die zijn verkregen bij “stap 1”). Het gebruikte verzinsel om ID-gegevens van het slachtoffer te verkrijgen (ter verificatie, om fraude te voorkomen), de Whatsapp-teksten, de manier waarop in de bankomgeving werd binnengedrongen en de manier waarop de bemachtigde bedragen weer werden omgezet in telefoons en weer doorverkocht, zijn telkens (vrijwel) identiek.
Een dergelijk specifieke werkwijze kan alleen worden toegepast door personen die concrete gegevens uitwisselen. Er is meer nodig dan alleen kopieergedrag. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat met voldoende zekerheid kan worden geconcludeerd dat de feiten telkens zijn gepleegd door dezelfde dadergroep, zij het - zoals hierna nog zal blijken - in wisselende samenstelling.
3.6.2.
Kwalificatie handelingen feit 5: oplichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van oplichting is vereist dat een verdachte bij de slachtoffers door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, die staan vermeld in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De slachtoffers moeten door het gebruik van deze oplichtingsmiddelen door de verdachte zijn bewogen tot de afgifte van de goederen.
Dat de slachtoffers van de bankfraude aan de “voorkant” zijn opgelicht (feit 3) is zonneklaar: zij zijn immers onder evident valse voorwendselen ertoe bewogen hun bankgegevens af te staan, waarna bedragen van hun rekeningen zijn afgeschreven.
De rechtbank zal wel apart aandacht besteden aan de vraag of ook de verkopers aan de “achterkant” (feit 5) zijn opgelicht, nu zij de afgesproken koopsom immers wel hebben ontvangen.
3.6.2.1. Het aannemen van een valse naam
De rechtbank stelt vast dat de kopers niet hun echte naam hebben opgegeven, maar onder meer aan de “voorkant” de valse namen uit het lijstje in par. ‎3.1 ( [naam 1] etc.) en aan de “achterkant” de namen
‘ [naam 17] ’en
‘ [naam 18] ’.Deze namen worden door meerdere slachtoffers genoemd in hun verklaringen.
3.6.2.2. Het aannemen van een valse hoedanigheid
De kopers hebben zich verder, ook in strijd met de waarheid, voorgedaan als bonafide kopers. Zo hebben zij zich gepresenteerd als de rechthebbenden van de bankrekeningen en in die hoedanigheid met het geld van die bankrekeningen goederen betaald. De verklaringen van de geslachtofferde verkopers maken duidelijk dat zij in de veronderstelling waren dat dit geld van de koper was, maar in veel gevallen kregen zij achteraf problemen, en werd hun bankrekening geblokkeerd door de bank, werd de overeenkomst met de bank zelfs opgezegd, of werden zij aangemerkt als verdachte in onderhavig onderzoek.
Voldoende is komen vast te staan dat de slachtoffers, als zij hadden geweten dat het geld waarmee was betaald, afkomstig was van fraude, niet waren overgegaan tot verkoop en levering van de goederen. Ook in de gevallen waarin de verkopers achteraf geen problemen hebben gehad met de bank of met politie of justitie.
De conclusie is hier dat de slachtoffers zijn “bewogen” tot afgifte van goederen, doordat de kopers een valse hoedanigheid hebben aangenomen en met gestolen geld hebben betaald.
3.6.2.3. Listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels
De slachtoffers zijn verder op de verzoeken van de kopers ingegaan, omdat de kopers hen hebben doen geloven dat zij te goeder trouw goederen aankochten. Daarbij hebben de kopers zich in het merendeel van de zaken bediend van leugens om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen en hen te bewegen tot afgifte van de goederen. Zo werd in strijd met de waarheid veelal gerefereerd naar de genoemde bankrekening als de bankrekening van de vriendin van de koper. Daarnaast werd door de koper verteld dat hij zelf niet in staat zou zijn om de goederen op te halen en een kennis of vriend de goederen zou komen ophalen, hetgeen het de rechtbank niet anders kan zien dan dat dit met de intentie werd gedaan om zelf niet gezien of herkend te worden door de slachtoffers.
3.6.2.4. Tussenconclusie 2: oplichting
De rechtbank is van oordeel dat door het geheel van al deze gedragingen telkens een onjuiste voorstelling van zaken bij de slachtoffers is gewekt, waardoor de slachtoffers zijn bewogen tot afgifte van goederen. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom ook aan de “achterkant” sprake geweest van oplichting.
3.6.3.
Gebruikte telefoons / IMEI-nummers
Zoals in par. 3.6.1 verwoord, heeft de modus operandi van de verdachten een voor- en achterkant, met elk verschillende stappen.
Aan de voorkant werden (stap 1:) slachtoffers benaderd om hun bank- en identiteitsgegevens te bemachtigen, waarna (stap 2:) de slachtoffers onder valse voorwendselen een beveiligingscode van hun bank hebben doorgegeven, zodat de verdachten bedragen konden overmaken.
Aan de achterkant (stap 3:) werd het geld dat de verdachten in stap 2 hadden buitgemaakt, omgezet in telefoons en andere goederen. Daartoe werden slachtoffers die bijvoorbeeld een telefoon op Marktplaats te koop aanboden, benaderd door de verdachten (die zich voordeden als bonafide koper, onder een valse naam).
In andere gevallen werd (bij stap 2) vanaf de bankrekening van een slachtoffer met pin betaald voor de aankoop van o.a. loten.
Uit de aangiftes en verklaringen van slachtoffers blijkt dat bij deze stappen diverse 06-nummers zijn gebruikt om de slachtoffers te benaderen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de zendmastgegevens en historische verkeersgegevens van die telefoonnummers en van de telefoons die op dat moment gebruik maakten van die nummers. De telefoons die zijn gebruikt voor deze communicatie hebben elk een unieke aanduiding (IMEI-nummer). Uit het politieonderzoek volgt dat de telefoonnummers die zijn gebruikt om de slachtoffers
3.6.3.1. Voorkant
Aan de voorkant (stap 1 en 2) zijn slachtoffers benaderd door:
  • telefoonnummers, gekoppeld aan het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] (hierna:
  • telefoonnummers, gekoppeld aan het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] (hierna:
  • telefoonnummers, gekoppeld aan het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] (hierna:
  • telefoonnummers, gekoppeld aan het IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] (hierna:
3.6.3.2. Achterkant
Aan de achterkant (stap 3) zijn slachtoffers benaderd door:
  • telefoonnummers, gekoppeld aan het
  • telefoonnummers, gekoppeld aan het IMEI-nummer [IMEI-nummer 5] (hierna:
Verder is de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 6] (hierna:
[IMEI-nummer 6], een Blackberry - verkregen door de oplichting (stap 3, in zaaksdossier 9; verkoper: [naam 20] ) – in zaaksdossier 13 gebruikt als telefoon om de bankrekeningen van de slachtoffers aan te koppelen (stap 2) en om te pinnen voor aankopen van TOTO-loten (stap 3).
Zoals ter zitting bevestigd door de officier van justitie bevat het dossier op sommige plaatsen een verschrijving: waar [IMEI-nummer 7] staat, wordt telkens [IMEI-nummer 6] bedoeld.
3.6.3.3. Gebruikers van de IMEI-nummers
De politie heeft de gebruikers geïdentificeerd van de telefoons waarmee de slachtoffers zijn benaderd. Uit het onderzoek is gebleken dat
[medeverdachte 1]kan worden geïdentificeerd als gebruiker van de telefoons met [IMEI-nummer 1] en [IMEI-nummer 2] . Uit het onderzoek is gebleken dat [IMEI-nummer 1] en [IMEI-nummer 2] in de ten laste gelegde periode gebruik maken van dezelfde zendmasten omstreeks dezelfde tijdstippen. De privé-telefoon van [medeverdachte 1] beweegt met deze telefoons mee binnen de beschikbare historische verkeersgegevens van deze telefoon.
Uit het onderzoek is gebleken dat
[verdachte]kan worden geïdentificeerd als gebruiker van de telefoons met [IMEI-nummer 3] , [IMEI-nummer 5] , [IMEI-nummer 6] en (op momenten) als gebruiker van de telefoon met [IMEI-nummer 4] .
Ter terechtzitting op 17 april 2025 heeft [verdachte] een (deels) bekennende verklaring afgelegd, waaruit volgt dat hij betrokken is geweest bij de tenlastegelegde oplichtingen. Met de telefoons regelde [verdachte] (voornamelijk) aan de “achterkant” rekeningnummers van slachtoffers (stap 3) en gaf deze door aan de personen die toegang hadden tot de bankrekeningen van de slachtoffers aan de “voorkant” (stap 1 en 2). Naar de slachtoffers (stap 3) werd geld overgemaakt van de (eerdere) slachtoffers (stap 1 en 2) en van hen werden goederen aangekocht. [verdachte] zorgde ervoor dat deze goederen bij de slachtoffers (stap 3) werden opgehaald of dat er geld gepind werd vanaf deze bankrekeningen door een medeverdachte. Hij was op de hoogte van de oplichtingshandelingen die werden verricht aan de “voorkant”. In de laatste periode van de oplichtingspraktijken heeft [verdachte] zelf ook handelingen verricht aan de “voorkant” (de slachtoffers benaderd om hun bank- en identiteitsgegevens te bemachtigen). Na verloop van de tijd begreep [verdachte] hoe een pinpas in de wallet van (een) (zijn) telefoon moest worden geplaatst, waardoor de modus operandi werd gewijzigd. De tussenstap van goederen aankopen bij slachtoffers (stap 3) was niet langer nodig, omdat direct met de telefoons kon worden gepind bij winkels. [verdachte] heeft verklaard dat er afgestemd werd tussen de verdachten dat zij met het geld iets van waarde zouden aanschaffen, zoals TOTO-formulieren. Hierover waren van tevoren afspraken gemaakt. [verdachte] heeft ter terechtzitting eveneens de vermoedens van de politie bevestigd dat hij [medeverdachte 3] op momenten heeft aangestuurd bij het pinnen.
De rechtbank concludeert hieruit dat [verdachte] niet betwist dat hij de gebruiker is geweest van de aan hem toegeschreven telefoons. De rechtbank stelt verder vast dat er geen concrete aanwijzingen zijn waaruit volgt dat iemand anders dan [verdachte] de gebruiker is geweest van de telefoons. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het onderzoek van de politie omtrent de identificatie van de gebruikers van de telefoons en gaat ervan uit dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de telefoons met [IMEI-nummer 3] , [IMEI-nummer 5] , [IMEI-nummer 6] en (op momenten) van de telefoon met [IMEI-nummer 4] .
3.6.3.4. Tussenconclusie 3: gebruiker telefoons
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de telefoons met [IMEI-nummer 3] , [IMEI-nummer 5] , [IMEI-nummer 6] en [IMEI-nummer 4] ten tijde van de tenlastegelegde feiten door [verdachte] werden gebruikt, waarmee vast staat dat hij betrokken is geweest bij (delen van) de oplichtingshandelingen, zowel aan de “voorkant” als aan de “achterkant”.
3.6.4.
Medeplegen van handelingen per zaaksdossier
Er is dus sprake geweest van een samenstel van handelingen, te weten identiteitsfraude, oplichting, computervredebreuk, wegsluizen van geld (diefstal met valse sleutel) en witwassen. Deze handelingen kunnen niet los van elkaar worden gezien. De verschillende stappen hangen met elkaar samen. Geld dat afkomstig was van bankrekeningen van slachtoffers kwam via een omweg bij de verdachten terecht.
Omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank de handelingen hieronder samen kortweg aanduiden als “oplichting”, waarmee wordt bedoeld: de oplichting in al zijn facetten, te weten de 5 stappen zoals hiervoor beschreven.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachten kan worden aangemerkt als het medeplegen van deze handelingen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld het arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474) is voor medeplegen vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, gericht op de totstandkoming van het delict. Voor medeplegen is niet vereist dat iedere medepleger bij alle uitvoeringshandelingen betrokken is.
De rechtbank overweegt dat de modus operandi die de verdachten gebruikt hebben, een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming vergt tussen de verdachten. Zij verrichten namelijk handelingen die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om het gezamenlijke doel te bereiken, namelijk in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. De personen aan de ‘voorkant’ en de ‘achterkant’ werkten nauw samen. Zo gaven personen aan de achterkant rekeningnummers en bankgegevens door aan de voorkant, waarna de voorkant contact heeft onderhouden met de achterkant zodat er goederen opgehaald werden of met het geld bij een winkel kon worden gepind.
In ieder zaaksdossier zijn verschillende slachtoffers opgelicht, waarbij de verdachten per dossier telkens gebruik hebben gemaakt van één valse identiteit. Gezien de nauwe samenwerking, moeten de verdachten voor die gevallen van oplichting, onder meer deze specifieke (valse) identiteitsgegevens met elkaar hebben gedeeld. Ieder zaaksdossier bestrijkt bovendien één bepaalde periode, het opvolgend zaaksdossier (waarin een nieuwe valse identiteit wordt gebruikt) bestrijkt weer een nieuwe, aansluitende periode (met uitzondering van zaaksdossier 12, dat qua pleegperiode overlapt met dossiers 4 tot en met 7, en dossiers 8 en 9, die elkaar ongeveer overlappen).
Gelet op de intensieve samenwerking die nodig is voor deze modus operandi, is de rechtbank van oordeel dat de verdachten van wie individueel kan worden vastgesteld dat zij handelingen hebben verricht, medeverantwoordelijk zijn voor alle ten laste gelegde handelingen binnen het desbetreffende zaaksdossier.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de verdachten hebben deelgenomen aan dit samenwerkingsverband, waarin ieder zijn eigen taak had om slachtoffers te benaderen (aan de voorkant en achterkant). Om het voordeel zeker te stellen was noodzakelijk dat de verdachten, in nauw overleg, precies op de juiste momenten handelingen verrichtten en gegevens aan elkaar doorspeelden, waarbij zij zich bovendien bedienden van een valse identiteit. De handelingen van de verdachten vormden daardoor een noodzakelijke en wezenlijke schakel voor het bereiken van het einddoel van de oplichtingen. De computervredebreuk en het wegsluizen van geld kon alleen plaatsvinden doordat de slachtoffers aan de voorkant en achterkant werden benaderd door een van de verdachten. Het witwassen van de verkregen telefoons, het geld en andere goederen (door deze om te zetten in weer andere goederen, of door deze zelf te houden) is een onlosmakelijk onderdeel van de oplichting.
Uit de omstandigheid dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] de ene keer slachtoffers benaderden aan de “voorkant” en de andere keer aan de “achterkant”, volgt dat de rollen van de verdachten inwisselbaar waren. De rechtbank overweegt daarom dat er sprake is van een samenhang in de feiten, waardoor de betrokkenheid van de verdachten bij (delen van) het oplichtingstraject zijn verweven met de andere tenlastegelegde feiten.
De raadsman heeft bepleit dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat [verdachte] in alle zaaksdossiers een rol heeft gehad bij de “voorkant” van het oplichtingstraject of het plan mede op touw heeft gezet. Dat hij wist dat er personen aan de “voorkant” werden opgelicht, maakt dat volgens de raadsman niet anders. De omstandigheid dat [verdachte] niet bij alle zaken aan de “achterkant” is betrokken, wijst er volgens de raadsman op dat door de oplichter aan de “voorkant” gebruik is gemaakt van meerdere personen aan de “achterkant”.
De rechtbank gaat niet mee in dit verweer. Uit de genoemde gegevens van de door [verdachte] gebruikte telefoons (IMEI-nummers) volgt dat hij betrokken is geweest bij zaaksdossiers 2 tot en met 9, 12, 13 en 15. Daarmee is hij medepleger van alle ten laste gelegde handelingen die betrekking hebben op die dossiers.
3.6.5.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien en mede gelet op de vergelijkbare modus operandi – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als medepleger de slachtoffers in zaaksdossiers 2 tot en met 9, 12, 13 en 15 heeft opgelicht, en met behulp van computervredebreuk en identiteitsfraude wederrechtelijk geldbedragen van de bankrekeningen van de slachtoffers heeft weggenomen of op listige wijze heeft bewogen tot afgifte van een goed. Ook het medeplegen van witwassen van op die manier verkregen telefoons, geld en andere zaken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Feit 1
hij in de periode van 6 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging, meermalen, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, te weten een kopie van een legitimatiebewijs en/of rijbewijs en/of bankpas en/of de (achter)naam van een ander, te weten
[ZD 2] [naam 2] en
[ZD 3] [naam 3] en
[ZD 4] [naam 4] en
[ZD 5] [naam 5] en
[ZD 6] [naam 6] en
[ZD 7] [naam 7] en
[ZD 8] [naam 8] en
[ZD 9] [naam 9] en
[ZD 12] [naam 12] en
[ZD 13] [naam 13]
heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kon en/of is ontstaan;
Feit 2
hij in de periode van 6 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, meermalen opzettelijk wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerd werk(en) voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten servers van een of
meerbedrijven, of in een deel daarvan, is binnen gedrongen, met behulp van valse sleutels en door het aannemen van valse hoedanigheden, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van beveiligingscodes en/of inlogcode(s) waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), door tussenkomst van het geautomatiseerde werk waarin hij/zij is/zijn binnengedrongen de toegang heeft verworven tot één of meer geautomatiseerde werk(en) van derden;
Feit 3
hij in de periode van 6 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, personen, te weten
[ZD 2] [naam 2] en [naam 21] en [naam 22] en [naam 23] en
[ZD 3] [naam 3] ( [naam 24] ) en [naam 25] en [naam 26] en [naam 27] en [naam 28] en [naam 29] en
[ZD 4] [naam 4] en [naam 30] en [naam 31] en [naam 32] en [naam 33] en
[ZD 5] [naam 5] en [naam 34] en [naam 35] en [naam 36] en [naam 37] en [naam 38] en [naam 39] en [naam 40] en [naam 41] en
[ZD 6] [naam 6] en [naam 42] en [naam 43] en
[ZD 7] [naam 7] en [naam 44] en [naam 45] en [naam 46] en [naam 47] en [naam 48] en [naam 9] en [naam 49] en
[ZD 8] [naam 8] en [naam 50] en [naam 19] en
[ZD 9] [naam 51] en [naam 52] en
[ZD 12] [naam 12] en [naam 53] en [naam 54] en [naam 55] en
[ZD 13] [naam 13] en [naam 56] en [naam 57] en [naam 58] en [naam 59] en [naam 60] en [naam 61] en [naam 62] en
[ZD 15] [naam 15]
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens en/of de afgifte van een (beveiligings)code en/of een kopie van het (eigen) legitimatiebewijs en/of rijbewijs en/of bankpas, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide koper en
- zich voorgedaan als een ander en
- een foto van een bankpas en/of een rijbewijs (op naam van een ander) toegestuurd en/of
- verzocht om een foto van bankpas en rijbewijs en
- verklaard dat hij een zakelijke rekening had en daarom een bevestiging van de overboeking noodzakelijk was en
- gevraagd om een beveiligingscode
waardoor voornoemde aangevers (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
verstrekking;
Feit 4
hij in de periode van 6 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging, voorwerpen (te weten telefoons en geldbedragen en een zonnebril en een Ipad en Rolex horloges en een pet en een portemonnee, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat
dievoorwerpen, onmiddellijk en/of middellijk, afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf en hij en/of zijn mededader(s) aldus van het plegen van witwassen een gewoonte
hebbengemaakt;
Feit 5
hij in de periode van 6 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, personen, te weten
[ZD 2] [naam 63] en/of [naam 64] en
[ZD 3] [naam 65] en [naam 66] en [naam 67] en [naam 68] en [naam 69] en
[ZD 4] [naam 70] en
[ZD 5] [naam 71] en [naam 72] en [naam 73] en [naam 74] en [naam 75] en [naam 76] en [naam 77] en [naam 78] en
[ZD 6] [naam 79] en [naam 80] en
[ZD 7] [naam 81] en [naam 82] en [naam 83] en [naam 84] en [naam 85] en [naam 86] en [naam 87] en [naam 88] en
[ZD 8] [naam 89] en [naam 90] en [naam 91] en
[ZD 9] [naam 92] en [naam 93] en [naam 20] en
[ZD 12]
[naam 94]en
[ZD 15] [naam 95] en [naam 96] en [naam 97] en [naam 98]
hebben bewogen tot de afgifte van een of meer goederen, waaronder telefoons en een Ipad en een zonnebril en Rolex horloges en een pet en een portemonnee, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide koper en
- zich voorgedaan als een ander en
- een geldbedrag overgemaakt
waardoor voornoemde aangevers (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 6
hij in de periode van 6 januari 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (telkens) geldbedragen, te weten
[ZD 2] EUR 550 en EUR 10 en EUR 300 en EUR 830 en EUR 670 en
[ZD 3[ EUR 690 en EUR 2100 en EUR 400 en EUR 900 en EUR 650 en EUR 750 en EUR 450 en EUR 600 en EUR 700 en EUR 900 en EUR 800 en [ZD 41 EUR 1850 en EUR 650 en EUR 1650 en EUR 900 en EUR 1600 en EUR 800 en EUR 880 en
[ZD 5] EUR 1000 en EUR 650 en EUR 850 en EUR 400 en EUR 600 en
EUR 1150 en EUR 645 en EUR 750 en EUR 2100 en EUR 730 en EUR 850 en EUR 725 en EUR 850 en EUR 1000 en EUR 650 en EUR 575 en EUR 2100 en
EUR 850 en EUR 330 en
[ZD 6] EUR 690 en EUR 650 en EUR 775 en EUR 900 en
[ZD 7] EUR 675 en EUR 350 en EUR 950 en EUR 825 en EUR 300 en EUR 210 en EUR 750 en EUR 800 en EUR 380 en EUR 900 en EUR 999 en EUR 400 en
[ZD 8] EUR 910 en EUR 950 en EUR 690 en EUR 640 en EUR 665 en
[ZD 9] EUR 770 en EUR 950 en EUR 450 en EUR 325 en EUR 234,50 en EUR 200 en EUR 400 en EUR 400 en
ZD 12] EUR 290 en EUR 950 en EUR 875 en EUR 1500 en EUR 1000 en EUR 60 en EUR 30 en
[ZD 13] EUR 900 en EUR 150 en EUR 150 en EUR 150 en EUR 150 en EUR 150 en EUR 150 en EUR 260 en EUR 820 en EUR 900 en EUR 738 en EUR 563 en EUR 350 en EUR 350 en EUR 900 en EUR 740 en EUR 370 en EUR 10 en EUR 1090 en
[ZD 15] EUR 4.960 en EUR 700 en EUR 600 en EUR 935 en EUR 800 en EUR 800,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[ZD 2] [naam 21] en [naam 22] en [naam 23] en
[ZD 3] [naam 25] en [naam 26] en [naam 27] en [naam 28] en [naam 29] en
[ZD 4] [naam 30] en [naam 99] en [naam 32] en [naam 33] en
[ZD 5] [naam 34] en [naam 35] en [naam 36] en [naam 37] en [naam 38] en [naam 100] en [naam 40] en
[ZD 6] [naam 42] en [naam 43] en
[ZD 7] [naam 44] en [naam 45] en [naam 46] en [naam 47] en [naam 48] en [naam 9] en [naam 49] en
[ZD 8] [naam 50] en [naam 19] en
[ZD 9] [naam 51] en [naam 52] en
[ZD 12 [naam 53] en [naam 54] en [naam 55] en
[ZD 13] [naam 56] en [naam 57] en [naam 58] en [naam 59] en [naam 61] en [naam 62] en
[ZD 15] [naam 15]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen
geldbedragenonder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met behulp van een beveiligingscode
geldover te boeken naar een andere rekening.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn – wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 205 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gecombineerd met (mogelijk) een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van negen maanden schuldig gemaakt aan identiteitsfraude, computervredebreuk, gewoontewitwassen en oplichtingen via Marktplaats. Daarbij werd zeer geraffineerd te werk gegaan. De oplichtingen verliepen steeds op dezelfde manier. Er werd contact opgenomen met personen die op Marktplaats een goed aanboden. Van deze slachtoffers werd een foto van de bankpas en identiteitsgegevens ontfutseld. Met gebruikmaking van deze identiteitsgegevens werd contact opgenomen met andere personen die op Marktplaats een goed aanboden. De indruk werd bij de slachtoffers gewekt dat het overeengekomen bedrag naar hen overgemaakt zou worden via zakelijk bankieren, maar dat zij hiervoor een beveiligingscode aan de verdachte of medeverdachten door moesten geven. Op het moment dat het slachtoffer de beveiligingscode doorgaf, kregen de verdachte en zijn medeverdachten toegang tot de bankrekening van het slachtoffer en werden er geldbedragen overgeboekt naar (de latere) slachtoffers op Markplaats. Met die overboeking werden weer andere goederen (voornamelijk telefoons) gekocht, of werd met een pinbetaling afgerekend voor onder meer sigaretten en gokproducten (TOTO-formulieren).
Op deze wijze zijn meer dan honderd mensen opgelicht. De verdachte had daar een actieve en belangrijke rol in, doordat hij personen heeft benaderd voor het afgeven van persoonsgegevens en beveiligingscodes (TAN-codes), en personen heeft benaderen voor het kopen van goederen als zogenaamde bonafide koper. Door deze oplichtingen te plegen heeft de verdachte de slachtoffers fors financieel benadeeld en ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (via het internet) goederen worden verkocht en gekocht. De verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad, voor hem was blijkbaar enkel zijn eigen financiële gewin van belang.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
Proceshouding
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij op zitting spijt heeft betuigd en een bekennende verklaring heeft afgelegd. Ook zijn er, zo heeft de rechtbank begrepen, voorafgaand aan de zitting en tijdens de onderbreking daarvan verzoenende gesprekken geweest tussen de verdachte en enkele slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 maart 2025 waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Redelijke termijn
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank tevens gelet op het feit dat de verdachte het recht heeft om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de op zijn redelijkheid te toetsen termijn door de rechtbank moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 30 oktober 2018, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Hij kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 23 mei 2025. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen de verdachte had moeten worden berecht met in totaal ruim vierenhalf jaren is overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, acht de rechtbank het dan ook op zijn plaats dat de overschrijding van de redelijke termijn leidt tot matiging van de straf.
Conclusie
Gelet op het aantal slachtoffers, de stelselmatigheid en bedrieglijke methode van het handelen van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf om de strafwaardigheid ten uitdrukking te brengen. Desondanks geven de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om een deel van die straf voorwaardelijk opleggen. De strafbare feiten hebben zich bijna zeven jaren geleden afgespeeld, waardoor de rechtbank van oordeel is dat een straf die meebrengt dat de verdachte wederom gedetineerd wordt, in de onderhavige zaak niet (meer) passend is en geen redelijk strafdoel (meer) dient. De verdachte hoeft dus niet terug naar de gevangenis.
Gelet op het strafdoel van vergelding zal aan de verdachte echter wel, naast een (voorwaardelijke) gevangenisstraf, een taakstraf worden opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte hiervan heeft de rechtbank de proceshouding van de verdachte, zoals hiervoor overwogen, in strafverminderende zin laten meewegen. De verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd, openheid van zaken gegeven – zonder anderen daarbij te willen belasten – en is in gesprek gegaan met verschillende slachtoffers die ter terechtzitting aanwezig waren. Ook heeft hij zijn leven inmiddels een andere, positieve wending gegeven.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Zaaksdossier 1
- [naam 101] , van een bedrag van € 820 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 102] , van een bedrag van € 1.182 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 103] , van een bedrag van € 650 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 104] , van een bedrag van € 1.149,96 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 105] , van een bedrag van € 1.535 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 106] , van een bedrag van € 1.050 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 1] , van een bedrag van € 38,80 ter zake van materiële schade bestaande uit de kosten voor de aanschaf van een nieuw rijbewijs en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 107] , van een bedrag van € 550 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 108] , tot een ongespecificeerd bedrag aan materiële en immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 2
- [naam 23] , van een bedrag van € 1.800 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 3
- [naam 25] , van een bedrag van € 800 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag van € 690, reiskosten voor het bijwonen van de zitting(en) in eerste aanleg van € 110 en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 28] , van een bedrag van € 4.950 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 29] , van een bedrag van € 800 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 3] , tot een ongespecificeerd bedrag aan materiële en immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 4
- [naam 99] , van een bedrag van € 1.650 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 33] , van een bedrag van € 1.680 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 30] , van een bedrag van € 2.500 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 32] , van een bedrag van € 2.500 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag, € 450 ter vergoeding van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 5
- [naam 39] , van een bedrag van € 2.100 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 40] , van een bedrag van € 850 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 34] , van een bedrag van € 620 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 35] , van een bedrag van € 1.250 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 36] , van een bedrag van € 2.745 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 38] , van een bedrag van € 4.075 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 37] , van een bedrag van € 730 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 41] , tot een ongespecificeerd bedrag aan materiële en immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 6
- De nabestaanden van [naam 43] , van een bedrag van € 2.325 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 7
- [naam 47] , van een bedrag van € 750 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 45] , van een bedrag van € 2.129 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 49] , van een bedrag van € 900 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 44] , van een bedrag van € 675 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 7 en 9
- [naam 9] , van een bedrag van € 380 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag, € 150 ter vergoeding van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 8
- [naam 50] , van een bedrag van € 1.862,23 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 9
- [naam 52] , van een bedrag van € 1.236 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag, € 200 ter vergoeding van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 12
- [naam 53] , tot een bedrag van € 290 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 13
- [naam 59] en [naam 109] , van een bedrag van € 4.984,30 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag van € 4.934,30, reiskosten voor het bijwonen van de zitting(en) in eerste aanleg van € 50, € 844,08 ter vergoeding van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 61] , van een bedrag van € 2.080 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag van € 2.020, de kosten voor de aanschaf van een nieuw paspoort van € 60 en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 58] , van een bedrag van € 564 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 57] , van een bedrag van € 2.458 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
Zaaksdossier 14
- [naam 14] , van een bedrag van € 100 ter zake van materiële schade, bestaande uit kosten voor de aanschaf van een nieuwe bankpas, identiteitsbewijs en het laten maken van pasfoto’s, € 3.000 ter vergoeding van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 110] , van een bedrag van € 327 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Zaaksdossier 15
(In dit zaaksdossier zijn geen vorderingen ingediend.)
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen toewijsbaar zijn, voor zover deze vorderingen zien op de vergoeding van materiële schade die is geleden door de afboekingen van de rekeningen van de benadeelde partijen en het aanschaffen van nieuwe identiteitsbewijzen en bankpassen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter zake van de feiten waar sprake is van medeplegen, heeft de officier van justitie gevorderd tot hoofdelijke aansprakelijkheid met de medeverdachte(n). De benadeelde partijen moeten voor het overige aan materiële schade alsook voor de gevorderde immateriële schade
niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite partiële vrijspraak ten aanzien van de zaaksdossiers 1 en 14, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen van deze zaaksdossiers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Met betrekking tot de vorderingen in de zaaksdossiers 3, 4, 5, 6, 7 en 9 heeft de raadsman bepleit dat deze enkel toegewezen kunnen worden voor zover er een causaal verband bestaat tussen de door het slachtoffer geleden schade en de door de verdachte verrichtte frauduleuze handeling(en). Wanneer de verdachte geen frauduleuze handeling ten aanzien van een of meer in het zaaksdossier aanwezige benadeelde partijen heeft verricht, dien(t)(en) deze partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen in de zaaksdossier 8, 12 en 15, heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
(Deels) niet-ontvankelijk
[naam 108]
(zaaksdossier 1), [naam 3]
(zaaksdossier 3)en [naam 41]
(zaaksdossier 5)hebben zich als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd, maar hebben geen bedragen gevorderd. Nu de vorderingen onbepaald zijn, zal de rechtbank de benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen [naam 108]
(zaaksdossier 1), [naam 3]
(zaaksdossier 3)en [naam 41]
(zaaksdossier 5)zullen worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
De benadeelde partijen [naam 101] , [naam 102] , [naam 103] , [naam 104] , [naam 105] , [naam 106] , [naam 1] , [naam 107] (
zaaksdossier 1), [naam 14] en [naam 110] (
zaaksdossier 14) zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, aangezien de verdachte ten aanzien van de zaaksdossiers waarop de vorderingen betrekking hebben zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat deze benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, voor zover het gaat om vorderingen tot vergoeding van de afgeschreven geldbedragen, aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De schade is namelijk ontstaan doordat de geldbedragen van de bankrekeningen zijn afgeschreven naar derden of geldbedragen rechtstreeks van de bankrekeningen zijn gepind na het ontfutselen van de bankgegevens.
Dat ter onderbouwing van de vorderingen van [naam 25] (
zaaksdossier 3) en [naam 40] (
zaaksdossier 5) een afschrift van een bankrekening ter onderbouwing van de vorderingen ontbreekt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Immers wordt in de aangiften wel vermeld welk bedrag naar welk rekeningnummer is overgemaakt. Het is dan ook aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij [naam 111] (
zaaksdossier 13) die ziet op de aanschaf van een nieuw identiteitsbewijs komt voor vergoeding in aanmerking, aangezien ook dit schade betreft die rechtstreeks voortvloeit uit het feit waarin het identiteitsbewijs is misbruikt door de verdachte.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [naam 59] en [naam 109] (
zaaksdossier 13) en [naam 25] (
zaaksdossier 3) niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen voor zover die zien op de reiskosten die zijn gemaakt voor het bijwonen van de zitting(en) in eerste aanleg, nu de benadeelde partijen deze kosten onvoldoende hebben onderbouwd.
Immateriële schade
De benadeelde partijen [naam 9] (
zaaksdossier 7 en 9), [naam 52] (
zaaksdossier 9) en A.P.M. de Vrede en [naam 109] (
zaaksdossier 13) hebben immateriële schadevergoeding gevorderd voor de psychische klachten die zij als gevolg van het bewezen verklaarde hebben ondervonden.
In artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat immateriële schade alleen voor vergoeding in aanmerking komt in de limitatief in de wet opgesomde gevallen. In artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek worden de gevallen genoemd waarin vergoeding van immateriële schade kan worden toegekend. Voor zover hier van belang, is dat aan de orde indien de benadeelde partij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Daarvan kan sprake zijn indien is komen vast te staan dat een benadeelde partij naar, objectieve maatstaven gemeten, geestelijk letsel heeft opgelopen. Van dergelijk geestelijk letsel is, blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, in het algemeen pas sprake wanneer de benadeelde partij als gevolg van het strafbare feit lijdt aan een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Uit de ingediende vorderingen blijkt niet dat bij de benadeelde partijen sprake is (geweest) van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld als gevolg van het bewezenverklaarde.
Ook kan sprake zijn van een aantasting in persoon ‘op andere wijze’, indien de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partijen zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon als hier bedoeld is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (zie ECLI:NL:HR:2019:793). Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kan immateriële schade op deze grond voor toewijzing in aanmerking komen in gevallen van een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer of de persoonlijke vrijheid. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Hoewel de rechtbank invoelbaar acht dat de benadeelde partijen psychisch onbehagen hebben ervaren als gevolg van het bewezen verklaarde, is onvoldoende door de benadeelde partijen onderbouwd dat de aard en de ernst van de normschending door de verdachte(n) dermate psychisch nadelige gevolgen bij de benadeelde partijen hebben veroorzaakt dat vast is komen te staan dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal de benadeelde partijen die vergoeding van immateriële schade hebben gevorderd, daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de vorderingen van de materiële schade (deels) worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die die benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Wettelijke rente (alle vorderingen)
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal zij daarbij tevens de vorderingen tot betaling van de wettelijke rente toewijzen. De aanvangsdatum van de wettelijke rente zal worden bepaald op 23 mei 2025 (de datum van het wijzen van het vonnis), aangezien de redelijke termijn aanzienlijk is overschreden terwijl dit niet is te wijten aan de verdachte.
Hoofdelijke aansprakelijkheid - zaaksdossiers 2 tot en met 9
De ten laste gelegde strafbare feiten waarvoor [medeverdachte 1] en [verdachte] bij vonnissen van heden worden veroordeeld, zijn deels door hen beiden in vereniging gepleegd, namelijk wat betreft de feiten die betrekking hebben op de zaaksdossiers 2 tot en met 9. Nu [medeverdachte 1] en [verdachte] beiden worden veroordeeld voor medeplegen van die feiten, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die is geleden door de benadeelde partijen in die zaaksdossiers, inclusief rente en proceskosten.
Los van de hoofdelijke aansprakelijkheid die de rechtbank in deze procedure vaststelt, geldt het volgende. De mogelijkheid bestaat dat een (andere) derde een schadebedrag vergoedt (zoals een bank in het kader van schadevergoeding, of een andere verdachte die op een ander moment wordt veroordeeld). Voor alle vorderingen in alle zaaksdossiers geldt dat, als een derde een vergoeding aan de benadeelde partij heeft betaald voor schade die in deze procedure is gevorderd, het reeds vergoede deel niet meer aan de benadeelde partij hoeft worden betaald.
Schadevergoedingsmaatregel en gijzeling
Nu de aansprakelijkheid van verdachten vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Bij het bepalen van het aantal dagen gijzeling in geval van niet-betaling, zal de rechtbank uitgaan van een maximum van 282 dagen (gebaseerd op een totaalbedrag van € 49.523,53). De rechtbank zal per vordering het aantal dagen gijzeling vast stellen naar rato van de hoogte van elke vordering.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat van de op de lijst van inbeslaggenomen onder 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte. Ten aanzien van de inbeslaggenomen pepperspray (het onder 1 genoemde voorwerp) heeft de officier van justitie ter zitting te kennen gegeven dat deze al is vernietigd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de genoemde voorwerpen die in beslag zijn genomen aan de verdachte te retourneren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover dit goed niet al is vernietigd, het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 60a, 63, 138ab, 231b, 326, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
het ten laste gelegde
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd:
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van gewoontewitwassen;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd:
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
205 (tweehonderdvijf) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat die straf, groot
100 (honderd) dagen,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
30 (dertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
15 (vijftien) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partijen;
niet-ontvankelijk
bepaalt dat de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding en dat deze benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen:
Zaaksdossier 1
- [naam 101]
- [naam 102]
- [naam 103]
- [naam 104]
- [naam 105]
- [naam 106]
- [naam 1]
- [naam 107]
- [naam 108]
Zaaksdossier 3
- [naam 3]
Zaaksdossier 5
- [naam 41]
Zaaksdossier 14
- [naam 14]
- [naam 110]
veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gehele toewijzing (deels hoofdelijk)
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 mei 2025 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
Zaaksdossier 2
- [naam 23] € 1.800
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voor deze vordering (alsmede de daarover te berekenen rente) hoofdelijk aansprakelijk zijn;
Zaaksdossier 3
- [naam 28] € 4.950
- [naam 29] € 800
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van deze bedragen;
Zaaksdossier 4
-[naam 99] € 1.650
- [naam 112] € 1.680
- [naam 30] € 2.500
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van deze bedragen;
Zaaksdossier 5
- [naam 39] € 2.100
- [naam 40] € 850
- [naam 34] € 620
- [naam 35] € 1.250
- [naam 36] € 2.745
- [naam 38] € 4.075
- [naam 37] € 730
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van deze bedragen;
Zaaksdossier 6
- de nabestaanden van [naam 43] € 2.325
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voor deze vordering (alsmede de daarover te berekenen rente) hoofdelijk aansprakelijk zijn;
Zaaksdossier 7
- [naam 47] € 750
- [naam 45] € 2.129
- [naam 49] € 900
- [naam 44] € 675
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van deze bedragen;
Zaaksdossier 8
- [naam 50] € 1.862,23
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van deze bedragen;
Zaaksdossier 12
- [naam 53] € 290
Zaaksdossier 13
- [naam 61] € 2.080
- [naam 58] € 564
- [naam 57] € 2.458
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
gedeeltelijke toewijzing (deels hoofdelijk)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partij deels toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 mei 2025 tot de dag waarop de vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
Zaaksdossier 3
- [naam 25] € 690
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voor deze vordering (alsmede de daarover te berekenen rente) hoofdelijk aansprakelijk zijn;
Zaaksdossier 4
- [naam 32] € 2.500
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voor deze vordering (alsmede de daarover te berekenen rente) hoofdelijk aansprakelijk zijn;
Zaaksdossier 7 en 9
- [naam 9] € 380
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voor deze vordering (alsmede de daarover te berekenen rente) hoofdelijk aansprakelijk zijn;
Zaaksdossier 9
- [naam 52] € 1.236
bepaalt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voor deze vordering (alsmede de daarover te berekenen rente) hoofdelijk aansprakelijk zijn;
Zaaksdossier 13
- [naam 59] en [naam 109] € 4.934,30
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
betaling door een derde
bepaalt dat als een derde, zoals een (van de) mededader(s), de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
schadevergoedingsmaatregelen en gijzeling
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van de volgende bedragen ten behoeve van de hieronder genoemde benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2025;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor navolgende duur:
Zaaksdossier
Naam
toegewezen
dagen gijzeling
2
[naam 23]
€ 1.800,00
10
3
[naam 25]
€ 690,00
4
3
[naam 28]
€ 4.950,00
28
3
[naam 29]
€ 800,00
5
4
[naam 31]
€ 1.650,00
9
4
[naam 112]
€ 1.680,00
10
4
[naam 30]
€ 2.500,00
14
4
[naam 32]
€ 2.500,00
14
5
[naam 39]
€ 2.100,00
12
5
[naam 40]
€ 850,00
5
5
[naam 34]
€ 620,00
4
5
[naam 35]
€ 1.250,00
7
5
[naam 36]
€ 2.745,00
16
5
[naam 38]
€ 4.075,00
23
5
[naam 37]
€ 730,00
4
6
[naam 43] (overleden)
€ 2.325,00
13
7
[naam 47]
€ 750,00
4
7
[naam 45]
€ 2.129,00
12
7
[naam 49]
€ 900,00
5
7
[naam 44]
€ 675,00
4
7
[naam 9]
€ 380,00
2
8
[naam 50]
€ 1.862,23
11
9
[naam 52]
€ 1.236,00
7
12
[naam 53]
€ 290,00
2
13
[naam 59] en [naam 109]
€ 4.934,30
28
13
[naam 111]
€ 2.080,00
12
13
[naam 58]
€ 564,00
3
13
[naam 57]
€ 2.458,00
14
totaal
€ 49.523,53
282
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1.00 STK Bus Kl:zwart (Omschrijving: PEPPERSPRAY, zwart, merk: PEPPERSPRAY);
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen, te weten:
  • 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart (Omschrijving: IPHONE + 2 opladers, waarvan 1 niet van de iphone, zwart, merk: IPHONE);
  • 1.00 STK Computer Kl:metaal (Omschrijving: ASUS laptop met oplader, metaal, merk: ASUS);
  • 2850 EUR (Omschrijving: - 2850,- euro, IBN: 30-10-2021).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. G. Kuijper, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R. Ringeling en M. van Doesburg, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2025.