ECLI:NL:RBDHA:2025:9239

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL24.34307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot machtiging voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters, bestaande uit een moeder en haar meerderjarige zus, mede namens hun minderjarige kinderen. De minister van Asiel en Migratie heeft op 10 oktober 2023 de aanvraag van verzoeksters voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) met het verblijfsdoel 'familie en gezin' afgewezen. Dit besluit is bevestigd in een bestreden besluit van 6 augustus 2024, waarop verzoeksters beroep hebben ingesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 februari 2025 behandeld, waarbij verschillende betrokkenen aanwezig waren, waaronder een waarnemer van de gemachtigde van verzoeksters en een tolk.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat de rechtbank in een eerdere uitspraak op 21 mei 2025, zaaknummer NL24.34306, het beroep van verzoeksters ongegrond heeft verklaard. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft tevens vastgesteld dat er een gebrek was in de procedure, waardoor de minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeksters, vastgesteld op € 907,00, en het griffierecht van € 187,00. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 21 mei 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34307
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] (moeder), V-nummer: [V-nummer] ,

[jongmeerderjarige] (meerderjarige zus), V-nummer: [V-nummer]
mede namens hun minderjarige kinderen/zussen
[minderjarige 1] (minderjarige zus),V-nummer: [V-nummer]
[minderjarige 2] (minderjarige zus), V-nummer: [V-nummer]
[minderjarige 3] (minderjarige zus), V-nummer: [V-nummer] gezamenlijk: verzoeksters
(gemachtigde: mr. D. van Elp), en
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: R. van Dooren).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters.
2. De minister heeft met het primaire besluit van 10 oktober 2023 de aanvraag van verzoeksters voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) met verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 augustus 2024 op het bezwaar van verzoeksters is de minister bij de afwijzing gebleven. Verzoeksters hebben hiertegen beroep ingesteld.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de referent, C.T.W. van Dijk als waarnemer van de gemachtigde van verzoeksters, J. Labban als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.34306, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en het beroep ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig.
5. In het beroep heeft de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht een gebrek gepasseerd. Daarom veroordeelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten de minister in de door verzoeksters gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,00 en een wegingsfactor 1). Vanwege het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank ook aanleiding om te bepalen dat verweerder aan verzoeksters het door hen betaalde griffierecht van € 187,00 vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,00 aan verzoeksters moet vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeksters tot een bedrag van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.J.T. Twijnstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 mei 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.