ECLI:NL:RBDHA:2025:9266
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid bij partner
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een verblijfsvergunning heeft aangevraagd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar partner. De aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen met een primair besluit op 15 januari 2024. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Op 15 januari 2025 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep heeft ingesteld. Dit verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan hangende het beroep bij de rechtbank, op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 april 2025 behandeld, waarbij verzoekster, haar partner, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, evenals een tolk. In een andere uitspraak van dezelfde rechtbank, in zaak NL25.6322, is op dezelfde dag beslist op het beroep, waardoor de voorzieningenrechter concludeert dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek wordt dan ook afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.