ECLI:NL:RBDHA:2025:9310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL24.24388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Singh, had beroep ingesteld tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning door de Minister van Asiel en Migratie, die op 19 maart 2024 had plaatsgevonden. De minister handhaafde zijn besluit na het indienen van bezwaar door verzoekster op 3 juni 2024. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl haar beroep nog in behandeling was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 april 2025 behandeld, samen met een andere zaak (zaaknummer 24.24386). Tijdens de zitting waren zowel de gemachtigde van verzoekster als de gemachtigde van de minister aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank in de andere zaak al uitspraak had gedaan, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen vergoeding van griffierecht of proceskosten zal plaatsvinden.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24388
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. W.M.A. van Hooff).

Procesverloop

De minister heeft met het besluit van 19 maart 2024 de verblijfsvergunning van verzoekster ingetrokken. Met het bestreden besluit van 3 juni 2024 op het het bezwaar van verzoekster is de minister bij dit besluit gebleven Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 april 2025, tezamen met de zaak 24.24386, op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer 24.24386, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.C.W. Ris-van Huussen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 mei 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.