ECLI:NL:RBDHA:2025:9315
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot reguliere verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, maar dat het verzoek waarschijnlijk betrekking heeft op het opschorten van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat verzoeker verplicht om terug te keren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of aan de indieningsvereisten is voldaan en of er sprake is van onverwijlde spoed. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden, waaronder een cluster van vele tientallen zaken en het gebrek aan communicatie met verzoekers, heeft de voorzieningenrechter besloten om voorbij te gaan aan de indieningsvereisten.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is, omdat verzoeker niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht tussen de Europese Unie en Turkije. De voorzieningenrechter heeft het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.